Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Orang badjo

betekenis & definitie

volksstam, behorende tot de bevolking op de kust van Bornéo, Celebes en omliggende eilanden tot op de oostelijke Kleine Soenda-eilanden. Omtrent de oorsprong der Badjo’s bestaan tal van gissingen, doch men rekent hen gewoonlijk tot de volkjes, die afkomstig zijn van Malaka en uit de Riouw-Archipel, verwant aan de Orang Benoewa, de Orang Laoet, enz.

Men onderscheidt de Land- en de ^ee-Badjo’s, omdat een gedeelte vaste woonplaats heeft gekozen en de rest als de Orang Laoet zeenomaden zijn gebleven. Ook de Land-Badjo’s zijn vissers gebleven en bemoeien zich niet met de door hen als minderwaardig beschouwde landbouw. Langzamerhand gaan ze tot de Islam over. Zij huwen onder elkander en hebben het bruidsschathuwelijk. Vroeger waren het geduchte zeerovers (waardoor zij half-legendarische figuren in de Maleise en Javaanse literatuur zijn geworden), thans zijn het geduchte zeevaarders en vissers. Uit overeenkomst van hun taal met die der Boeginezen, heeft men hen wel als verwant beschouwd met Makassaren* en Boeginezen*, wat echter niet bewezen en zelfs onwaarschijnlijk is.Lit.: Tij'dschrift Bat. Genootsch. dl 42 (1900), blz. 460; Adatrecht-bundel dl 20.

< >