of Praemonstratenzen zijn koorheren of lekebroeders van de Orde van Premonstreit, in 1121 door St Norbertus te Prémontré nabij Laon in Frankrijk gesticht. Naar de kleur van hun habijt worden zij ook Witheren genoemd.
Op verzoek van bisschop Bartholomeus van Laon vestigde Norbertus zich in 1120 met een aantal volgelingen, kanunniken zoals hij, te Prémontré om er een nieuwe orde te stichten. Te Xanten had hij de ervaring opgedaan dat het canonicaal leven dringend hervorming eiste; te Siegburg had hij het monachisme leren kennen en te Fürstenberg het eremitisme. Kordaat wees hij het voorstel af om Prémontré tot een kluizenaarsinrichting uit te bouwen of bij Citeaux aan te sluiten. Zijn volgelingen zouden vooral koorheren blijven, maar tevens een „apostolisch leven” leiden. Daarom nam hij de regel van St Augustinus aan, meer bepaald de „Ordo monasterii” of „Regula secunda”. Volgens die regel legden zij samen op Kerstdag 1121 hun geloften af: de Orde van Premonstreit was gesticht.
De uiterst streng doorgevoerde beleving van die regel, vooral in zake armoede en liturgie, lokte geleidelijk zo sterke tegenspraak uit, dat Hugo van Fosses, aan wie sedert het vertrek van Norbertus naar Maagdenburg (1126) het bestuur van de Orde toevertrouwd was, zich genoodzaakt zag een andere levensregel op te stellen. Hierbij liet hij zich inspireren door de gebruiken van Citeaux en Cluny. Zo kreeg de Orde haar ordinarius, die de eredienst, en haar statuta, die het kloosterleven regelden. Meteen werd de „Ordo monasterii” overbodig: alleen de eerste zin er van bleef behouden als inleiding tot de „Regula tertia”, die nu nog in de Orde als regel geldt.
De Orde kwam spoedig tot grote bloei: in 1320 telde zij 30 circarieën of provincies met ongeveer 600 huizen, die verspreid lagen over bijna heel Europa en zelfs tot in Palestina. Doch spoedig daarna trad het verval in. In Hongarije en Bohemen vielen ettelijke abdijen als slachtoffer van de Turken en Hussieten. De Hervorming betekende het einde van de Orde in de Baltische landen en in een groot deel van Duitsland, alsmede in Noord-Nederland en in Engeland. De ContraReformatie uitte zich o.m. in een aantal hervormingsbewegingen, waarvan de Spaanse en de Lotharingse de voornaamste zijn: terwijl de eerste tot een echte scheuring uitgroeide, oefende de tweede een weldoende invloed uit op het overgebleven deel van de Orde. Deze werd evenwel grotendeels verlamd door de commende.
Eindelijk vaagde de Franse Omwenteling de Orde in Frankrijk en België weg; de laatste Duitse abdijen werden opgeheven bij de secularisatie in 1803, de Poolse en Spaanse verdwenen met de revoluties van 1819 en 1833. Slechts enkele abdijen leidden nog een moeizaam bestaan in Oostenrijk-Hongarije. Maar in 1834 begon de Orde langzaam te herrijzen in België en Nederland, van waaruit zij zich weldra verder verbreidde over Frankrijk en Duitsland en vaste voet kreeg in Amerika.
In 1948 was de Orde ingedeeld in 5 circarieën, nl. de Boheemse, de Brabantse, de Franse, de Hongaarse en de Oostenrijkse, die samen 20 abdijen omvatten, terwijl 4 andere abdijen, gelegen in Duitsland en in de Verenigde Staten van Amerika, rechtstreeks onder het gezag van de Generaal stonden; het gezamenlijk ledenaantal bedroeg toen 1622. Veruit de belangrijkste is de Brabantse circarie. In 1950 telde zij 931 Norbertijnen, behorend tot 8 abdijen: Averbode, Berne (Heeswijk) met de nieuwe stichting Groot-Essenburgh (Harderwijk), Bois-Seigneur-Isaac (Ophain), Grimbergen, Leffe (Dinant), Park (Heverlee), Postel (Mol) en Tongerlo met de daarvan afhankelijke priorijen van Manchester in Engeland, Kilnacrott in Ierland en Saint Bernard de Lacolle in Canada. In al deze abdijen leiden de Norbertijnen het reguliere kloosterleven met de plechtige liturgische eredienst als middelpunt. Tevens leggen zij er zich toe op studie en allerhande apostolaatswerk. Meer dan 100 Witheren staan in parochiedienst.
Bijna 40 onderwijzen in het gymnasium van Berne te Heeswijk en in het college van Averbode te Brasschaat. In de missielanden zijn er ruim 200 werkzaam: Averbode heeft zendelingen in Denemarken en in Brazilië, waar ook Park zijn arbeidsterrein heeft; in Belgisch Kongo is het Apostolisch Vicariaat van Buta aan Tongerlo toevertrouwd en de Apostolische Prefectuur van Lolo aan Postel; Berne bedient de Apostolische Prefectuur van Jubbulpore in India en onlangs aanvaardde Grimbergen een missiegebied in Zuid-Afrika.
DR N. J. WEYNS O. PRAEM.
Lit.: L. Goovaerts, Ecrivains, artistes et savants de l’Ordre de Prém. (Brux. 1899 v.v.); R. van Waefelghem, Répertoire de l’Ordre de Prém. (Brux. 1930); N. Backmund, Monasticon Praem. (Straubing 1949 v.v.); F. Petit, L’Ordre de Prém. (Paris 1927); B. Grassi, Der Pramonstratenserorden, in Anal. Praem., dl 10 (Tongerlo 1934); A.
Erens, Prémontrés, in Dict. Théol. cath., dl 13 (Paris 1936), kol. 2-31; C. Dereine, Les origines de Prém., in Rev. Hist. eccl., dl 42 (Louvain 1947); blz. 352-378; Idem, Le premier ordo de Prém., in Rev. bénéd., dl 58 (Maredsous 1948), blz. 84-92; S. Axters, Gesch. van de Vroomheid in de Nederl. (Antwerpen 1950), blz. 263-290; H. Lamy, L’abbaye de Tongerloo (Louvain 1914); F.
F. Lefèvre, L’abbaye norb. d’Averbode (ibid. 1924); P. E. Valvekens, Een Prem. abdij in het begin der 16de eeuw (Brussel 1936); P. E. Valvekens, Een Prem. abdij in het midden der 16de eeuw (Mechelen 1938); H.
He ij man, Untersuchungen über die pram. Gewohnheiten (Tongerlo 1928); P. F. Lefèvre, L’Ordinaire de Prém. (Louvain 1941); Idem, Les Statuts de Prém. (Louvain 1946); F. Petit, La Spiritualité des Prém. (Paris 1947)» N. J.
Weyns, Het Prem. Kloosterleven (Tongerlo 1948). Verder het geschiedk. tijdschr. Analecta Praem. (Tongerlo 1925 v.v.).
Norbertinessen
zijn vooreerst de leden van de Tweede Orde of vrouwelijke tak van de stichting van St Norbertus. Aanvankelijk betrokken zij een afgescheiden ruimte in de abdijen van de Norbertijnen, voor wie zij huishoudelijk werk verrichtten. Rond 1140 werden die dubbelkloosters opgeheven en vestigden de zusters zich in afzonderlijke kloosters, waar zij een beschouwend leven gingen leiden. In 1948 telde deze Tweede Orde 249 leden in 8 kloosters. Hiervan ligt er een in Nederland (Oosterhout) en een in- België (Neerpelt) ; deze beide staan samen met het klooster van Petropolis in Brazilië rechtstreeks onder het gezag van de Orde, terwijl de overige 5, gelegen in Frankrijk, Spanje en Polen, aan de rechtsmacht van de plaatselijke bisschoppen onderworpen zijn. Bovendien bestaan er, meestal in Zwitserland en Duitsland, enkele kloosters van Norbertinessen, die tot de Derde Orde behoren.
Ten slotte noemt men ook Norbertinessen de leden van een zusterscongregatie, die in het begin van de 19de eeuw door de Norbertijner pastoor Van den Hove te Duffel gesticht werd.
DR N. J. WEYNS
O. PRAEM.
Lit.: A. Erens, Les Sœurs dans l’Ordre de Prém., in Anal. Praem., dl 5 (Tongerlo 1929), blz. 5-26.