Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NOORD-DAKOTA

betekenis & definitie

(North Dakota, off. afkorting N.D.) is een der staten in het midden-N.W. der V.S. en ontleent zijn naam aan een groep Siouxstammen, die zich Lakota, Nakota of Dakota noemden, d.w.z. „bondgenoten”. Het staatsmotto luidt „Liberty and Union, Now and Forever, One and Inseparable”.

Met 183 023 km2 is Noord-Dakota wat oppervlakte betreft de 16de staat der V.S. Hij strekt zich uit tussen 45° 55' en 490 N.Br. en tussen 96° 25' en 104° 3' W.L. en heeft bij benadering de vorm van een rechthoek, waarvan de zijden resp. ca 370 km (O-W) en ca 335 km (N-Z) zijn. Rechte lijnen vormen de grens tegenover Canada in het N., Montana in het W. en Zuid-Dakota in het Z. en de in N. richting stromende Red River vormt in het O. de enige natuurlijke grens van Noord-Dakota, tegenover Minnesota. Wat bevolking betreft was Noord-Dakota in 1950 de 41ste der V.S. met 619 640 inw. en dus een bevolkingsdichtheid van 3,4 inw. per km2 (V.S.: ca 19 inw. per km2). De bevolking nam het sterkst toe tussen 1890 en 1910, maar is van 1930-1940 voor het eerst met 5,7 pct en van 1940-1950 met 3,5 pct gedaald. Het geboortecijfer lag in 1948 met 28,5 per mille boven het gemiddelde der V.S. (24,2 per mille), het sterftecijfer met 8,8 per mille er onder (V.S.: 9,9 per mille).

De inwoners bestaan voor ruim 98 pct uit blanken, er leven (1940) 10 114 Indianen, vnl. in enkele reservaten N.W. van Mandan, en het aantal negers van Noord-Dakota was in 1940 met 201 het kleinste der V.S. Slechts 21 pct der bevolking leeft in plaatsen boven 2500 inw., waarvan er in 1950 slechts 12 waren. De staat is verdeeld in 53 counties met vrijwel alle lijnrecht getrokken grenzen, die slechts een enkele keer de loop van een rivier volgen. De hoofdstad Bismarck met in 1950: 18 540 inw. is de vierde stad van de staat en ligt in Burleigh County.

Bodemgesteldheid.

Noord-Dakota ligt geheel in de zgn. Great Plains, de grote hoogvlakte, die zich tussen de Missouri en het Rotsgebergte uitstrekt. De grasvlakten in het O. van Noord-Dakota gaan naar het W. toe over in de Black Prairie en in het steppenlandschap, dat zich tot ver in Montana uitstrekt. De enige bossen bevinden zich in de Turtle Mountains. Naar de hoogte kan men Noord-Dakota in drie gebieden verdelen: het laagste deel is het dal van de Red River, dat aan zijn westzijde ca 50 km breed is en zeer vruchtbaar; in praehistorische tijden bevond zich hier een groot meer. Waar de Red River in Pembina County de staat verlaat, bereikt Noord-Dakota met 241m zijn laagste punt.

Aan het Red River-dal sluit zich in het W. een golvende hoogvlakte aan, die een hoogte van 350-500 m heeft, in het N. afgesloten door de om hun zangvogels bekende Turtle Mountains. Het hoogste gebied van de staat is de westvlakte, waaruit zich in Slope County de Black Butte verheft, met 1057m het hoogste punt van de staat. Deze streek ontving van de eerste kolonisten de naam „Bad Lands” wegens de grote moeilijkheden, die zij bij het doortrekken ondervonden. Het is een bar en onvruchtbaar gebied, waar door erosie grillige bergformaties in felle kleuren zijn ontstaan.

Twee belangrijke riviersystemen, de Missouri en de Red River, ontwateren Noord-Dakota. De in Zuid-Dakota ontspringende Red River neemt uit Noord-Dakota de linker zijstromen Sheyenne River en Souris River op, die hun water resp. uit de oostelijke en noordelijke delen van de staat aanvoeren. De uit het Z. komende Missouri buigt in Noord-Dakota naar het W. om en zijn talrijke zijrivieren ontwateren het W. en Z. van Noord-Dakota; de in zuidelijke richting evenwijdig aan de Missouri lopende linker zijrivier James River en de in noordelijke resp. oostelijke richting stromende rechter zijrivieren Little Missouri en Heart River zijn hiervan de voornaamste. De Missouri is tot Fort Peck in Montana bevaarbaar. Talrijke kleine meertjes liggen over heel Noord-Dakota met uitzondering van het Z.W. verspreid. Het grootste is de Devils Lake bij de gelijknamige stad in Ramsey County.

Klimaat

Noord-Dakota heeft een uitgesproken landklimaat met grote temperatuurverschillen zowel in de verschillende Jaargetijden als ook tussen dag en nacht. Herhaaldelijk teisteren tornado’s de onbeschermde vlakten. De gemiddelde temperatuur te Bismarck bedraagt in Jan. en Juli resp. 9 en 71 gr. F., de maxima en minima zijn daar resp. 114 en — 45 gr. F. De gemiddelde jaarlijkse regenval is laag (391 mm), maar omdat hij in het gemiddeld 140 dagen durende groeiseizoen valt, behoudens abnormale omstandigheden, voor de landbouw voldoende.

Middelen van bestaan

Het voornaamste middel van bestaan in Noord-Dakota is de landbouw, die in sommige gebieden met behulp van de dry-farming-methode wordt uitgeoefend. Van de 73 962 boerderijen in 1945 besloegen sommige een gebied van meer dan 4000 ha. Het hoofdproduct is tarwe, die men in een bijzonder goede en harde kwaliteit kweekt en waarvan de opbrengst in de V.S. alleen bij de staat Kansas ten achter staat. Op de tweede plaats staat ook Noord-Dakota’s gerstproductie; andere belangrijke gewassen zijn rogge, vlas en aardappelen. Grote gebieden in het W. zijn weidevlakten voor de in belang toenemende veestapel. Naast de runderkudden zijn de schapen (om de wolopbrengst) van betekenis.

Van de pluimveestapel zijn vooral de kalkoenen vermeldenswaard. Onder vrijwel het gehele W. van Noord-Dakota bevinden zich bruinkoollagen, die men extensief exploiteert. In hetzelfde gebied delft men klei voor de keramische en bouwindustrie. De industrie is beperkt tot de verwerking van de eigen producten: bloem- en zuivelfabrieken, vleesconservenfabrieken, keramische industrie en steenbakkerijen.

In de jaren 70 deed de eerste spoorweg, de Northern Pacific tussen Minneapolis en Seattle,zijn intrede in Noord-Dakota, waarbij in 1887 de iets noordelijker lopende Great Northern Railway kwam en ten slotte een verbinding tussen Minneapolis en West-Canada: verkeerswegen dus in N.W. richting met in het geheel een lengte van ca 6500 km. Het N.-Z.-verkeer geschiedt, op een locale spoorlijn tussen Grand Forks en Fargo na, over kaarsrecht aangelegde autowegen (ca 18000 km). Laatstgenoemde steden hebben vliegvelden dagelijks door de lijndienst Minneapolis Winnipeg aangedaan. De vliegtuigen van de lijn Minneapolis Seattle landen te Fargo en Bismarck.

Het gemiddeld jaarlijks inkomen per hoofd der bevolking lag in Noord-Dakota in 1949 met 1202 dollars beneden het regionale (1273 dollars) en nationale (1330 dollars) gemiddelde.

Steden

(cijfers van 1950). De grootste plaatsen van Noord-Dakota zijn de industriesteden Fargo en Grand Forks met resp. 37 980 en 26 620 inw.; hierop volgt Minot met 21 925 inw., de marktplaats voor het agrarische N.W. van Noord-Dakota en het O. van Montana. De hoofdstad Bismarck (18 540 inw.) ontving haar naam om Duitse immigranten aan te trekken, die samen met de Noren en Russen het grootste deel der kolonisten in Noord-Dakota vormden. Pembina aan de Canadese grens, de oudste (Schotse) nederzetting in Noord-Dakota (1811) heeft slechts ca 700 inw. Een monument nabij Rugby in Pierce County geeft het geographische middelpunt van Noord-Amerika aan.

Hoger Onderwijs

(cijfers van 1950). De staatsuniversiteit van Noord-Dakota is gevestigd te Grand Forks en telt 2867 studenten en 176 docenten. De landbouwhogeschool te Fargo heeft 2612 studenten en 174 docenten, het Jamestown College te Jamestown 678 studenten en 29 docenten en het Wesley College te Grand Forks telt 363 studenten en 9 docenten. De historische bibliotheek te Bismarck bevat de grootste collectie documenten en boeken over het N.W. der V.S.

Recreatie.

Het voornaamste recreatiegebied van Noord-Dakota zijn de gedeeltelijk op Canadees grondgebied liggende Turtle Mountains met bossen en talrijke meren. Noord-Dakota heeft zes State Parks, waarvan de Roosevelt Parks met ca 20 000 ha de grootste zijn, en zeven recreatieparken.

Geschiedenis

De Frans-Canadees Sieur de la Verendrye was in 1738 de eerste blanke, die, uit Canada komend, het gebied van Noord-Dakota betrad. Tot in 1811 vestigden zich slechts tijdelijk enkele pelsjagers. Tot Louisiana behorend, werd het toen nog vrijwel onbekende gebied in 1803 van Napoleon gekocht door de V.S. Omstreeks 1850 vestigden zich de eerste kolonisten. In 1861 werd het territorium Dakota, Noord- en Zuid-Dakota omvattend, opgericht. Het barre klimaat en de voortdurende, pas ca 1880 eindigende gevechten met de Indianen (nomadiserende Sioux-Indianen en hutten-bouwende Mandan- en Cheyenne Indianen) beletten lange tijde immigratie. Nadat in 1889 Dakota in Noord- en Zuid-Dakota was gesplitst, werd Noord-Dakota in hetzelfde jaar als 39ste staat in de Unie opgenomen.

Mede ten gevolge van de voor politiek-sociale mondigheid der boeren strijdende Non-Partisan League ontwikkelde zich uit de opstandige grensbevolking een progressieve staat met een radicale politiek. Noord-Dakota is de enige staat in de V.S. met een staatsbank, heeft enkele gesocialiseerde fabrieken en opslagplaatsen, een goed georganiseerde en machtige coöperatieve beweging en talrijke, deels verplichte sociale verzekeringen.

Noord-Dakota was oorspronkelijk overwegend Republikeins, maar de gevolgen van de landbouwcrisis in de jaren ’30 en de verwachte verbeteringen onder Roosevelt’s New Deal zorgden bij de presidentsverkiezingen van 1932 en 1936 voor een Democratische overwinning. In 1940 keerde men tot de Republikeinse traditie terug, welke tendenz zich in 1944 en 1948 doorzette.

PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER

Lit.: Collections of the State Hist. Soc. of N. D. (Bismarck 1906 e.v.); H. Hagedorn, Roosevelt in the Badlands (Chicago 1930); L. Crawford, History of N. D. (New York 1931); W.P.A. (Guide Series), N.D., a Guide to the Northern Prairie State (Fargo 1938); F.

Haines, Red Eagles of the Northwest (Portland 1939); H. Briggs, Frontiers of the Northwest (New York 1940); J. P. Pritchett, The Red River Valley 1811-1849 (New Haven 1942); E. Thane, High Border Country (New York 1942); U. L.

Burdick, Hist. of the Farmers’ Political Action in N.D. (Baltimore 1944); S. Vestal, The Missouri (New York 1945); B. Nelson, Land of the Dakotahs (Minneapolis 1946); The Central Northwest; door de uitgevers van „Look” (Boston 1947).

< >