Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NEDER-SAKSEN

betekenis & definitie

(1) het tussen de Beneden-Elbe, de Unstrut en de Wezer gelegen gedeelte

van het land der Saksers, vormde een der tien kreitsen van het H. Roomse Rijk en omvatte het aartsbisdom Maagdenburg, de meeste landen van het keurvorstelijk Huis Brunswijk-Lüneburg, de vorstendommen Wolfenbüttel en Halberstadt, de hertogdommen Mecklenburg-Schwerin, Mecklenburg-Güstrow en Holstein enz., benevens de steden Lübeck, Goslar, Mühlhausen, Nordhausen, Hamburg en Bremen. Oorspronkelijk Saksen geheten, werd het, nadat het hertogdom en keurvorstendom in 1423 overging op de markgraven van Meiszen en voor dit laatste gebied de naam Obersachsen ingang vond, voortaan Niedersachsen genoemd.

(2), een der Länder van de Bondsrepubliek West-Duitsland, groot 47 282 km2 (Nederland 32396 km2) met (1950) 6,8 millioen inw. (1939 4,54 millioen), van wie 77 pct Evang., 19 pct R.K. en 4 pct andersdenkenden, heeft met Nederland een gemeenschappelijke grens van 196 km en met Oost-Duitsland een van 564 km. Hoofdstad en zetel der regering is Hannover. Het Land Nedersaksen bestaat in zijn tegenwoordige vorm sedert 1 Nov. 1946 en is samengesteld uit de voormalige Pruisische provincie Hannover en de Landen Brunswijk, Oldenburg en Schaumburg-Lippe, terwijl binnen dit gebied als een enclave de vrije stad Bremen is gelegen.

Voor de kust van Nedersaksen liggen de Oostfriese eilanden, die grotendeels zijn bewoond, t.w. Borkum (37 km2), Norderney (24 km2), Langeoog (18 km2), Juist (17 km2), Spiekeroog (14 km2), Bal tram (9 km2), Wangeroog (7 km2). Deze hebben vooral betekenis als badplaats. Voorts Neuwerk (33 km2) en Memmert (2 km2), welke ook zijn bewoond. Onbewoond zijn echter Scharhörn (5 km2) en Lütje-Hörn (1,3 km2).

BODEMGESTELDHEID

Het noordelijk deel van dit gebied wordt ingenomen door het westelijk deel van de Noordduitse laagvlakte, waarvan de kuststrook bestaat uit vette kleigrond, zoals langs de linkeroever van de Elbe in het Land Hadeln en in Oost-Friesland. Zij werden van de 10de - 13de eeuw voor een groot deel door Hollandse kolonisten bevolkt en vormen thans een intensief bebouwd agrarisch gebied met akkerbouw en veehouderij en hier en daar tuinbouw. Maar ook de meer binnenwaarts gelegen zandgronden, die het grootste deel van Nedersaksen uitmaken, vormen een vlak gebied, waarin de Wilsederberg (169 m) ten Z. van Harburg in de Lüneburgerheide en de Dammer Berge in Zuid-Oldenburg de hoogste punten vormen. Voor het overige maakt dit deel van Nedersaksen de indruk van een zacht golvende vlakte (tot 50 m hoog). De Wezer-Aller-laagte vormt een oerstroomdal dat door de laagte van de Hunte en de Leda in verbinding stond met het oerstroomdal van de Eems. Het meest zuidelijk deel van Nedersaksen maakt reeds deel uit van het Duitse Middelgebergte.

In dit gedeelte ligt de Oberharz met Wurmberg (971 m), Bruchberg (928 m) en Schalke (763 m) en ook de Solling (528 m), Ith (439 m) en Deister (405 m). Van de bodem is ⅗ onvruchtbaar. De beste bodem hebben de districten Hildesheim en Brunswijk, de minste de districten Osnabrück, Lüneburg en Stade ten gevolge van de uitgebreide moeras- en heidevlakten (z ook Duitsland, bodemgesteldheid).

De voornaamste bodemschatten van Nedersaksen bestaan uit bruinkool (omgeving van Helmstedt, ca 260 millioen ton), steenkool (Deister en Süntelgebied, ca 30 millioen ton), ijzer (omgeving van Peine en Salzgitter, ca 1,33 millioen ton), non-ferro metalen (vnl. in de Harz bij Goslar en Bad Grund, waaronder lood, zink en koper, totaal ca 8,3 millioen ton), aardolie (Eemsland, Celle, Burgdorf, ca 21 millioen ton) en asfalt (Solling, ca 0,5 millioen ton).

RIVIEREN EN MEREN

De voornaamste rivieren zijn de Wezer, volledig bevaarbaar (lengte 474 km, waarvan 315 km in Nedersaksen). De tweede is de Eems (met Hase en Leda), grotendeels bevaarbaar (lengte 441 km, waarvan in Nedersaksen 266 km). Verder is van betekenis de Aller (met de Leine) en de Hunte. De Elbe is geen eigenlijke Nedersaksische rivier, maar vormt de grens met Oost-Duitsland en met Sleeswijk-Holstein. Al deze rivieren stromen in N. of N.W. richting en zijn onderling door in W.-O. richting lopende scheepvaartkanalen verbonden (z hierna, verkeer). Van de meren zijn van betekenis het Steinhuder Meer (32 km), Dümmersee (15 km2) en het Zwischenahner Meer (5 km2).

KLIMAAT

Dit draagt een sterk oceanisch karakter, vooral aan de kust, maar verkrijgt in het binnenland een meer continentaal karakter. Alleen het gebied ten W. van de Wezer heeft een gemiddelde Jan.-temperatuur van 1 gr. C. (Nederland + 3 gr C.). Oostwaarts van deze rivier daalt de gemiddelde temperatuur tot — 1 gr. G. Daarentegen heeft bijna geheel Nedersaksen een gemiddelde Juli-temperatuur Van 16-18 gr.

C. (Nederland 17 gr. C.). De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt 8,3 gr. G. (Nederland 10 gr. C.). De gemiddelde regenval bedraagt 590-630 mm (Nederland 700 mm).

Zij is het grootst in Oost-Friesland, het laagst op de Lüneburgerheide (Uelzen). De meeste neerslag valt in Juli en Aug., de minste in Febr. of Apr. Onder invloed van dit klimaat is de bodem sterk uitgeloogd (gepodsolideerd) met grote oppervlakten onverteerde humus.

PLANTENKLEED

De oorspronkelijke begroeiing van Nedersaksen, ong. ten W. van de lijn Hamburg - Bremen - Bentheim, bestond buiten de zeekleigebieden overwegend uit heiden en veenmoerassen, terwijl bos (nl. loofbos) minder dan 10 pct van de oppervlakte besloeg. Vooral de veenmoerassen, waarvan nog slechts een deel is ontgonnen, besloegen een groot areaal, zoals het Kegdinger Moor en het Teufelsmoor, tussen Elbe en Wezer, doch vooral ten W. van de Wezer (Venen van Oost-Friesland, Saterland, Bourtanger Moor, Vechtaërmoor e.d.). Ten Z.O. van genoemde lijn overwegen de heidevelden eveneens, doch dennenbossen nemen hier 14-21 pct van de oppervlakte in. De bossen beslaan in het Z. van Nedersaksen, waar zij overwegend uit beuken bestaan, een nog groter oppervlakte.

BEVOLKING

Afgezien van oudere elementen is de bevolking van Nedersaksen in hoofdzaak van Saksische oorsprong. In de heidegebieden is zij in hoofdzaak in de vorm van esdorpen geconcentreerd, hier en daar vermengd met meer verspreide bewoningsvormen, als gevolg van de voor akkerbouw bruikbare cultuurgronden. De kleistreken langs de kust, met name Oost-Friesland en Rüstringen, hebben terpdorpen, doch bovendien komen dijkdorpen met opstrekkende landerijen, die voor een belangrijk deel het resultaat zijn van het werk van Nederlandse kolonisten, hier veelvuldig voor. De ontgonnen hoogveengebieden vertonen de nederzettingsvorm van de rechtlijnige kanaal veenkoloniën. Wat de taal betreft spreekt de bevolking van het gehele gebied een Nedersaksisch dialect; alleen Saterland vormt een Fries taaleiland.

Nedersaksen heeft een bevolkingsdichtheid van (1950) 147 per km2 (1939 96). Ondanks de grote vluchtelingenstroom uit de Oostduitse gebieden is deze dichtheid nog aanzienlijk lager dan in Nederland (1950 310). Het district Brunswijk is per km2 het dichtst (293), het district Lüneburg het dunst bevolkt (93). Ruim ¼ der bevolking bestaat uit vluchtelingen. Er zijn (1950) 73 steden met meer dan 10000 inw. (Nederland 188).

ONDERWIJS

De Landsuniversiteit is Göttingen. Technische hogescholen bevinden zich in Hannover en Brunswijk. Andere hoger onderwijsinstellingen van betekenis zijn die voor artsenijkunde (Hannover), tuinbouw (Hannover), bosbouw (Hann.-Münden) en mijnbouw (Claustal i. d. Harz). Het onderwijs wordt in het algemeen van staatswege gegeven.

MIDDELEN VAN BESTAAN



Landbouw

Onder de bestaansmiddelen van Nedersaksen neemt de landbouw een zeer belangrijke plaats in. Ca 35 pct van de beroepsbevolking is in de landbouw werkzaam. In vergelijking tot Zuid-Duitsland wordt de akkerbouw hier intensief bedreven, waardoor de bodemopbrengsten aanzienlijk hoger liggen. De bedrijfsgrootte ligt in het algemeen tussen 5 en 20 ha. In het Eemsgebied, in Oost-Friesland en langs Wezer en Elbe neemt grasland ca de helft van de opp. cultuurgrond in; het veeslag is hier Hollands Fries. Oldenburg heeft een sterk ontwikkelde paardenfokkerij.

Tarwe en haver zijn hier de voornaamste graangewassen. In de meer binnenwaarts gelegen zandgebieden is rogge de hoofd vrucht. Tuinbouw vindt men vnl. in de omgeving van Brunswijk (asperges), in de omgeving van Hamburg en in het Alte Land (boomgaarden). Minder dan in andere delen van Duitsland wordt in Nedersaksen de koe als trekkracht gebruikt. De melkopbrengsten zijn het hoogst in Oost-Friesland, Butjadingen, Lüneburg e.o., en langs de Wezer. De varkenshouderij is vooral sterk in het gebied ten N.W. van Hamburg (Jork) ontwikkeld.



Industrie

Deze is zeer verscheiden en, afgezien van de industrieën in de nabijheid der vindplaatsen van delfstoffen, vnl. in de grote steden geconcentreerd: Brunswijk (machinerieën, voertuigen, conserven), Hannover (zetel van de grootste rubberfabriek van Europa, de Continental-Gummiwerke A.G., voorts metaalindustrie), Osnabrück (ijzer, precisie-artikelen), Emden (werven).



Verkeer

Nedersaksen is door zijn verkeerswegen te land en te water een belangrijk doorgangsland voor de binnenlandse en transitohandel geworden. Voor het spoor- en wegverkeer met Nederland zijn de verbindingen (Hannover) Osnabrück - Bentheim - Oldenzaal - Amsterdam (ook van betekenis voor de verbinding met Scandinavië) en Oldenburg - Bunde - Nieuweschans Groningen van betekenis. Het land bezit een uitstekend kanalennet, w.o. het Mittellandkanaal, dat het Dortmund-Eemskanaal met de Elbe verbindt, het Z.O.-deel van Nedersaksen doorkruist en o.m. Hannover een verbinding met Rijn en Elbe geeft; het Dortmund-Eemskanaal, dat het Ruhrgebied via Emden met de zee verbindt; voorts twee kleinere kanalen, nl. het Eems-Jadekanaal, dat Wilhelmshaven met Emden verbindt, en het Küstenkanaal (van de Eems naar de Hunte).

BESTUUR

De rechtsbevoegdheid van de regering, bestaande uit een minister-president en 8 ministers, is geregeld bij de constitutie van 13 Apr. 1951, welke steunt op de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland. Nedersaksen is ingedeeld in 8 bestuursdistricten (Regierungsbezirke): Aurich, Osnabrück, Oldenburg, Stade, Lüneburg, Hannover, Hildesheim en Brunswijk.

GESCHIEDENIS

(Vóór 1945: Z geschiedenis Brunswijk, Hannover, Oldenburg, Schaumburg-Lippe). Door de luchtbombardementen tijdens Wereldoorlog II zijn vooral in Brunswijk, Emden, Hannover, Hildesheim, Osnabrück en Wilhelmshaven grote verwoestingen aangericht. Het binnentrekken der Geallieerden in het voorjaar van 1945 is daarentegen op Nedersaksisch gebied met weinig verwoestingen gepaard gegaan. Het Land behoort sinds 1945 tot de Britse bezettingszone. Het grote probleem, waarvoor de Neder Saksische regering zich bij voortduring ziet gesteld, is de inschakeling van ca 2,2 millioen vluchtelingen in het arbeidsproces.

< >