(van ablutio, afwassing) heet in de Mis volgens Latijnse ritus de dubbele afwassing, welke na de Nuttiging plaats heeft. Eerst reinigt de priester de kelk met een weinig wijn, die hij opdrinkt, daarna kelk en vingers met wijn en water, dat hij eveneens tot zich neemt.
De zgn. ablutiewijn is een teugje, dat eertijds op grote feestdagen aan de gelovigen na de Nuttiging werd gegeven; thans nog bij enkele gevallen: zoals aan geprofesten en wijdelingen.