gemeente in Belgisch Limburg, op vlakke Kempische zandbodem, 604 ha (landbouw en fruitteelt), telt (1950) 2315 inw. Vroeghistorische en Romeinse vondsten.
De H. Landrada (gest. 700) stichtte er een Benedictijner dubbelklooster, dat later een wereldlijk kapittel van adellijke kanunnikessen werd. Het werd rijk begiftigd o.m. door de graven van Loon, had volledige rechtsmacht en de abdis heette „prinses” sedert de 17de eeuw. Toen werden de nog bestaande abdissenwoning en de meisjesschool (nu gemeentehuis) gebouwd. Verder blijven nog alleen de kerktoren (15de eeuw) en een doopvont (12de eeuw) over. In 1794 werd het eens machtige klooster door de Fransen opgeheven. De gebouwen verdwenen na 1820.Lit.: M. Wolters, Notice hist. sur Panden chapitre des chanoinesses nobles de M. (Gand 1849); H. van Neuss, Inventaire des archives (Hasselt 1887).