Engels schei- en natuurkundige, door velen de grootste experimentator van alle tijden genoemd (Newington, Surrey, 22 Sept. 1791 - Londen 25 Aug. 1867), kwam als leerling bij een boekbinder te Londen en vervaardigde reeds toen in zijn vrije uren een electriseermachine, die bewaard gebleven is. In 1810 en 1811 volgde hij een cursus van Davy*, hoogleraar in de scheikunde aan het Royal Institution.
Faraday zond hierna de door hem gemaakte aantekeningen en opmerkingen aan Davy met een dringend verzoek om hulp bij zijn verdere studie. Op voorspraak van Davy werd hij in 1813 benoemd tot assistent aan genoemde instelling; in 1825 werd hij directeur van het laboratorium. Uit dankbaarheid jegens het Royal Institution sloeg hij in 1827 een veel beter bezoldigd hoogleraarsambt in de scheikunde te Londen af. In 1821 publiceerde hij een verhandeling over het electromagnetisme. Spoedig volgden allerlei belangrijke mededelingen over staallegeringen, het optisch onderzoek van verschillende glassoorten, het vloeibaar maken van chloor en tal van andere gassen, de ontdekking van benzol en andere koolwaterstoffen. In 1831 begon de reeks van de belangrijke ontdekkingen over electriciteit, waarbij het hem gelukte een inductiestroom op te wekken door de beweging van een geleider in een magnetisch veld. Weldra ontstonden de eerste dynamomachines en inductoren. Ook de electrolyse* heeft aan Faraday veel te danken. In 1837 vond hij, dat de capaciteit van een condensator afhangt van de middenstof tussen beide platen, waardoor hij tot de overtuiging kwam, dat de werking, die twee electrisch geladen lichamen op elkaar uitoefenen, een gevolg is van een toestandsverandering in de omringende middenstof, door hem diëlectricum genoemd (z electriciteit). In 1847 bewees hij de samenhang van licht en electromagnetisme door aan te tonen, dat het polarisatievlak draait, als de lichtstraal zich voortplant in de richting van de magnetische krachtlijnen, een effect, dat nog bekend staat als Faraday-effect. In hetzelfde jaar ontdekte hij ook het diamagnetische karakter van bismuth en enkele andere stoffen (z magnetisme). Door zwakte moest hij in 1861 zijn ambt neerleggen. De wetenschappelijke Faraday Society is naar hem genoemd evenals het Davy-Faraday laboratorium van de Royal Soc. te Londen en de practische eenheid van electrische capaciteit (farad). Met getal van Faraday wordt wel de lading van een eenwaardig gramion (96,5 kilocoulomb) aangeduid.Lit.: Tyndall, F. as a discoverer (London 1868); B. Jones, Life and Letters of F. (2 dln, 1870); S. P. Thompson, Mich. F. (1898); W. Ostwald, F., eine psychol. Studie (Zürich 1924); Faraday Centenary Exhibition Catalogue (1931); J. G. Crowther, British Scientists of the 19th Century (1935).