(Rostock 25 Sept. 1862 Göhren op Rügen Dec. 1946), was, na in de letteren gestudeerd te hebben, eerst leraar, vervolgens, tot 1898, redacteur van Die tägliche Rundschau. Zijn bekendheid verwierf hij vooral door zijn technisch goed gebouwde toneelstukken, waarin hij maatschappelijke vraagstukken behandelt.
Bibl.: Drei (1892, drama); In Behandlung (1897, blij'spel over het vrouwenvraagstuk); Der Probekandidat (1900, de geestesvrij'heid in de school); Das Tal des Lebens (1902, door de politie verboden) ; Ohm Peter (1908, roman); Auf eigner Erde (1911, idem); Die Frau des Kommandeurs (1912, drama); Der Unbestechliche (1917, idem); Nachwuchs (1918, roman); Kapitän Brosemanns Opfer (1918, drama); Die Siedler von Hohenmoor (1922, roman); Der Weg durchs Feuer (1930); Reifeprüfung (1931, drama); Urlaub nach Europa (1936, roman); Kriegsgericht (1937, drama); Der Lichtbringer (1940, idem); Erdkraft (1942, roman); Das Kentaurengeschlecht (1942, Novelle).
Lit.: H. Zerkaulen, Max Dr. (1932); P. Babendererde, M. D. (1942).
