eigenlijk Matthias de l’Obel (de Lobel), Zuidnederlands botanicus (Rijsel 1538 - Highgate, bij Londen, 3 Mrt 1616;, werd medisch student te Montpellier in 1565 en vestigde zich in of kort na 1566 in Engeland. Daar schreef hij met Petrus Pena een botanisch werk, waarin hij een systeem van classificatie ontwikkelde, dat hem beroemd heeft gemaakt: hij onderscheidde verschillende groepen planten naar de kenmerken van de bladeren en maakte op die wijze een ruwe scheiding tussen monocolyten en dicolyten.
In 1581 was hij lijfarts van prins Willem van Oranje te Delft, in 1584/’85 stadsdokter te Antwerpen, ca 1587/’90 stadsdokter te Middelburg, waar hij ook in 1603 en 1614 voorkomt. In 1602 en 1606 was hij in Engeland, waar hij zeer in de gunst zou hebben gestaan van Jaeobus I, die hem tot opziener van de Koninklijke Tuin te Hackney zou hebben benoemd. Het geslacht Lobelia is naar hem genoemd.Bibl.: (met P. Pena) Stirpium adversaria nova (Londini 1570, colophon 1571), veel verin, ui tg.: Plantarum seu stirpium historia (Antverpiae 1576, met verv.: Nova stirpium adversaria, ald. 576); Ned. bew.: Kruydtboeck (Antwerpen 1581); Plantarum seu stirpium icones (Antverpiae 1581, bevat de pl. uit de werken van Dodonaeus, Clusius en L.). Volledige bibliografie in de Bibliotheca Belgica.
Lit.: E. Morren, M. de 10., sa vie et sesceuvres, in: Buil. de la Fédération des Sociétés d’horticulture de Belgique (1875); A. J. J. van de Velde, De kruidboeken v. Dodoens, Clusius en de Lobel, in: Versl. en Med. der VI. Kon. Ac. v. taal- en letterk. (1927), blz. 36-41; R. T. Gunther, Early British Botanists (London 1922); D. A. Wittop Koning, M. de l’0. en zijn bet. voor de pharmacie, in: Pharmaceutisch tijdschr. voor België XXVIII (1951); G. Nissen, Die botanische Buchillustrationen (Stuttgart 1950).