Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Marya CURIE

betekenis & definitie

geb. Sklodowska, Frans-Pools natuurkundige (Warschau 7 Nov. 1867 Sancemelloz 4 Juli 1934), jongste dochter van Wladyslaw Sklodowski, leraar in de natuurkunde aan een gymnasium te Warschau, groeide op in de kringen der Poolse intelligentsia, waar een geest van bitter verzet heerste tegen de Russische onderdrukking.

Hoewel zelf verlangend naar een natuurwetenschappelijke opleiding aan de Sorbonne — de Universiteit te Warschau liet geen vrouwelijke studenten toe — aanvaardde zij na haar gymnasiale studie een betrekking als gouvernante om haar zuster Bronislava in staat te stellen te Parijs medicijnen te studeren. Nadat deze haar studie had volbracht en met een jong Pools medicus te Parijs was gehuwd, kon ook Marya aan haar wens gehoor geven en zich in 1891 bij haar zuster en zwager voegen. Onder zeer armelijke omstandigheden levend, behaalde zij in twee jaar haar baccalauréat. Een Poolse beurs stelde haar in staat haar studie voort te zetten.

Een opdracht voor een studie over de magnetische eigenschappen van metalen bracht haar in 1894 in aanraking met Pierre Curie, met wie zij in 1895 in het huwelijk trad. Haar wetenschappelijk werk te zamen met haar man voortzettend, koos zij in 1897 als promotieonderwerp een onderzoek naar de eigenschappen der in 1896 door Henri Becquerel ontdekte straling van uraan. Een onderzoek van alle bekende elementen leidde tot de conclusie, dat behalve uraan, alleen thorium dezelfde stralen uitzendt. Tevens volgde echter uit haar metingen, uitgevoerd met de door haar man geconstrueerde piëzokwarts-electrometers, dat er nog tenminste één element moest zijn, dat deze bijzondere eigenschap, die zij radioactiviteit noemt, bezat.

In 1898 slaagde het echtpaar Curie er in twee nieuwe radioactieve elementen te identificeren, die zij resp.polonium (naar het vaderland van Mme Curie) en radium noemden. Na vier jaar van inspannende arbeid, onder zeer primitieve omstandigheden uitgevoerd, slaagden zij er in één dg radium af te scheiden uit enige wagonladingen uraanpekerts — dat door de Oostenrijkse regering voor dit doel gratis was afgestaan — en het atoomgewicht van dit nieuwe element te bepalen. Het omvangrijk chemisch werk voor dit onderzoek werd grotendeels door Mme Curie persoonlijk uitgevoerd. Daar het inkomen van haar man niet toereikend was voor het gezin en zij voor haar onderzoek generlei vergoeding ontving, aanvaardde zij in 1900 een plaats als lerares aan de Hogere Normaalschool voor meisjes te Sèvres.

In 1903 verkreeg zij op haar onderzoek der radioactieve stoffen de doctorstitel cum laude. In hetzelfde jaar werd de Nobelprijs voor Natuurkunde voor de helft aan het echtpaar Curie en voor de andere helft aan H. Becquerel toegekend. Na de dood van haar echtgenoot werden haar de voor hem gecreëerde leerstoel en de leiding van zijn laboratorium toevertrouwd.

In 1905 aanvaardde zij, als eerste vrouwelijke hoogleraar, haar ambt aan de Sorbonne. In 1910 weigerde zij, evenals haar man eerder deed, het Legioen van Eer. In 1911 ontving zij de Nobelprijs voor Scheikunde. Het speciaal voor haar onderzoekingen door de Universiteit in samenwerking met het Institut Pasteur opgerichte laboratorium kwam eerst in Juli 1914, vlak voor het uitbreken van Wereldoorlog I, tot stand.

Gedurende deze oorlog organiseerde zij de radiologische dienst van het Franse leger en nam zij ook persoonlijk in het röntgenonderzoek en de stralingstherapie der gewonden een zeer werkzaam aandeel.Na de oorlog hield, naast het zuiver wetenschappelijk onderzoek, de medische toepassing der radioactieve straling haar voortdurende belangstelling. Het gram radium, dat zij in de loop der jaren had afgescheiden, stond zij voor dit doel geheel aan het Radium-Instituut af. Een Amerikaans damescomité bood haar daarom in 1920 een tweede gram voor wetenschappelijk onderzoek aan, dat zij eveneens onmiddellijk aan het laboratorium schonk. Op haar reis door Amerika, die zij voor het in ontvangst nemen van deze gift ondernam, werd zij met eerbewijzen overladen.

In 1929 ontving zij in Amerika opnieuw een gram radium, ditmaal ten behoeve van het Radium-Instituut, dat door de actie van haar zuster Bronislava te Warschau, hoofdstad van het weer onafhankelijk geworden Polen, was gesticht. In 1922 werd zij, als eerste vrouw, toegelaten tot de Académie de Médecine. Aan het werk der Volkenbondscommissie voor Intellectuele Samenwerking, waarin zij in 1922 werd benoemd, nam zij een zeer actief aandeel.

Op het Laboratoire Curie, waar zij haar persoonlijke onderzoekingen bleef voortzetten, gaf zij tevens leiding aan het onderzoek van vele Franse en buitenlandse onderzoekers Tot haar beste leerlingen behoorden Frédéric Joliot en haar oudste dochter Irène, die in 1926 met elkaar in het huwelijk traden. Op het voetspoor van het echtpaar Curie-Sklodowska zette het echtpaar Joliot-Curie gezamenlijk het radioactieve onderzoek, dat zich inmiddels tot het onderzoek der atoomkernen (z kernphysica) heeft ontwikkeld, voort. In 1934 ontdekten zij, gebruik makende van de alphastralen van polonium, dat niet-radioactieve elementen in radioactieve kunnen worden getransformeerd, welk verschijnsel zij kunstmatige radioactiviteit noemden. Madame Curie, die van deze hoogst belangrijke ontdekking — waarvoor het echtpaar Joliot in 1935 de Nobelprijs voor Scheikunde werd toegekend — nog getuige kon zijn, overleed in hetzelfde jaar aan een zware anaemie, die volgens haar artsen gevolg was van radioactieve stralingen, waaraan zij zich bij haar jarenlange onderzoekingen had blootgesteld

PROF. DR G. J. SIZOO

Lit.: E. Rutherford in: Nature CXXXIV (1934), blz. 90; C. Regaud, Marie S.-G. 1867-1934 (Paris 1934); Eve Curie, Madame Curie (1937, Ned. vert. d. Willy Corsari 1937); E.

J. Belinfante, Mad. Curie, een zeldzame vrouw (1938).

< >