Nederlands toneelspeelster (Amsterdam 28 Sept. 1901), kleindochter van Frits A. L.
Bouwmeester Sr, debuteerde bij de K.V. „Het Nederlands Toneel” (toenmaals onder directie van Eduard Verkade) in 1918, had groot succes in Tagore’s De brief van den koning, kwam bij het HofstadToneel (dir. v. d. Lugt Melsert), in 1923, ging in 1928-1929 met Jan Musch op tournée naar Indië en werd in 1930 verbonden aan het Centraal Toneel (dir. Sluizer en De Bree), waar zij in blijen kluchtspelen optrad. In 1935 huwde zij met Cor van der Lugt Melsert, directeur van de N.V. Mij. de Grote Schouwburg te Rotterdam en zei toen het toneel vaarwel. Kort daarop begon haar filmcarrière.
Zij trad o.a. op in Pygmalion, de nationale film Veertig jaar, Vadertje Langbeen, Morgen gaat ’t beter en Ergens in Nederland. Gedurende Wereldoorlog II heeft zij niet gespeeld. Daarna vervulde zij gastrollen bij het Residentie-toneel, dir. Dirk Verbeek te ’s-Gravenhage en andere gezelschappen.