Chinees staatsman (Ho-fei 15 Febr. 1823 - Peking 7 Nov. 1901), onderscheidde zich als aanvoerder van een regiment soldaten tegen de T’aip’ing-rebellen, kreeg een belangrijke positie in de regeringstroepen van gen. Tseng Kwo-fan; samen met Charles Gordon en diens „Ever victorious army” sloeg hij het beleg voor Soe-tsjou.
Ondanks de beloften aan de leiders der rebellen, dezen te zullen sparen, indien zij zich overgaven, doodde hij hen allen, waardoor er een ernstig conflict met Gordon ontstond.Van 1870 (na het bloedbad te Tientsin, waarbij vele buitenlanders gedood werden) tot 1876 was hij onderkoning van Tsje-li; sloot o.a. het verdrag van Tsjefoe, in 1876 met Thomas Wade, Engels gevolmachtigde; streefde naar verbetering van leger en vloot, versterkte Port Arthur en de Takoeforten, zich bewust, dat China in vele opzichten een achterstand had in te halen. Bekend is zijn memorie, reeds in 1867 tot de Troon gericht, waarin hij aandrong op modernisering op velerlei gebied. Toen in 1894 de oorlog met Japan uitbrak werd deze door de generaals uit het Z. als een persoonlijke zaak van Li beschouwd, vandaar dat, toen de oorlog op een nederlaag uitliep en een voor China vernederend vredesverdrag gesloten werd, er sterke haat tegen hem ontstond. In 1896 vertrok hij als speciaal gezant naar Rusland om de kroning van de tsaar bij te wonen, waarna hij enige tijd door Europa reisde. In 1900 werd hij onderkoning van Kanton. Hij stichtte de China Merchants’ Navigation Company, terwijl de bekende K’aip’ing-mijnen in Noord-China in 1863 door hem werden geopend.
Lit.: J. O. P. Bland, Li Hung Chang (New York 1917); O. Francke, L., in: Meister der Politik, hrsg. v. E. Marcks, III (1923); Eminent Chinese of the Ch’ing-Period, ed. by A. W. Hummel I (Washington 1923).