Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LHASA

betekenis & definitie

(of Lassa, ook wel l’Hasa, zetel der goden), de hoofdstad en grootste stad van Tibet, brandpunt van het Lamaïstische Boeddhisme, ligt op 29° 39' N.Br. en 910 05' O.L. v. Gr. op ca 3630 m hoogte aan de Kitsjoe, een linkerzij rivier van de Sangpo.

De stad is 6-7 km in omvang en niet door muren omgeven. De belangrijkste gebouwen zijn de tempels, o.a. de Jokhang, met een kostbaar levensgroot beeld van Boeddha, dat naar men wil nog bij het leven van Boeddha vervaardigd werd, een afbeelding van de grote hervormer Tsongkhapa en talloze andere standbeelden en offergaven van een fabelachtige rijkdom. De residentie van de Dalai Lama ligt 1 km ten W. van de stad op een heuvel, de Potala. Het reusachtige, in 1643 gebouwde paleis (wegens zijn rode muren phodang marpo, rood paleis, genoemd) omvat een groot aantal prachtige ruimten, zoals de door zuilen gedragen audiëntiehal met de troon. Het paleis is omgeven door kleinere gebouwen voor de ambtenaren en door grotere voor de lama’s, die zich met godsdienstige studiën bezighouden. Beneden Lhasa, in de richting der hoofdwindstreken, liggen de 4 kloosters Samje, Ghaldan, Sera en Bhraeboeng, de grootste van de ontelbare dergelijke instellingen, die Tibet rijk is. Het eerste was vroeger de residentie van de wereldlijke koning, het tweede bevat het lichaam van de Boeddhistische hervormer Tsongkhapa, en de beide andere worden eenmaal per jaar door de Dalai Lama bezocht, die daar de wet van Boeddha verklaart. , Lhasa is niet alleen het centrum van het Lamaïsme, maar ook van de staatkundige regering van Tibet, die bijna uitsluitend bij de priesters berust. In dit opzicht kan men Lhasa en Tibet met Rome en de Kerkelijke Staat vergelijken. Aan het hoofd staat de Dalai Lama.De stad, ook een belangrijke handelsplaats met een grote verscheidenheid van nationaliteiten en talen, telt ca 50 000 inw.; daarbij komen in de stad en de omgeving nog ca 20 000 priesters en monniken, terwijl het totale getal bewoners door de pelgrims soms tot bijna 100 000 kan stijgen. Door de ontoegankelijkheid van het gebied, het religieus exclusivisme en de vijandige houding van de lama’s jegens vreemdelingen, verwierf Lhasa zich de naam „de verboden stad”. In 1661 vertoefden de Jezuïeten Gruber en d’Orville enige maanden in de stad, de Capucijner monnik Desideri hield er zich, naar men zegt, van 1716-1729 op, terwijl deze orde er van 1741-1760 zendelingen heenzond, van wie Horazia della Penna veel materiaal verzamelde. In de 2de helft van de 18de eeuw knoopten de Engelsen van Voor-Indië uit betrekkingen aan met Lhasa, die echter in 1792 door het sluiten van de grenzen door de Tibetanen afgebroken werden. In de 19de eeuw gelukte het slechts aan enkele Europeanen tot de stad door te dringen. 3 Aug. 1904 kwam een Engelse expeditie (onder Younghusband) te Lhasa aan om met de Dalai Lama te onderhandelen. Deze had echter de wijk genomen naar het N. en de Engelsen trokken 23 Sept, weer af. In Dec. 1909 bereikte een Chinese militaire expeditie Lhasa, hetgeen tot de vlucht van de Dalai Lama naar Brits-Indië aanleiding gaf. Tijdens de Chinese revolutie, die het keizerrijk omver wierp, keerde hij naar Lhasa terug. In Nov. 1950 verliet de Dalai Lama de stad opnieuw in verband met de inval der communistische Chinezen, die kort daarop Lhasa bezetten, doch hij keerde er in Juli 1951 weer terug.

Lit.: Powell Millington, To L. at last (London 1905); W. Montgomery McGovern, To L. in disguise (London 1924); Alexandra David-Neel, Voyage d’une Parisienne à L. (Paris 1927); F. Spencer Chapman, L.,The Holy City (London 1940); Edm. Candler, The Unveiling of L. (London 1945).

< >