Nederlands bankier (Utrecht 20 Nov. 1876 ’s-Gravenhage 5 Mrt 1947), studeerde rechten te Utrecht en was van 1901 af werkzaam op het departement van Financiën, van 1916-1923 als thesaurier-generaal. In Sept. 1923 werd hij benoemd tot Directeur, in 1924 tot president van De Javasche Bank, welke functie hij tot 1 Juli 1929 vervulde.
Na zijn terugkeer uit Ned.-Indië werd hij lid en ondervoorzitter van de door de Volkenbond in het leven geroepen Gouddelegatie. Op grond van een onderzoek ter plaatse werd een advies uitgebracht door een commissie van bankiers, waarvan mr Trip lid was, over de reorganisatie van het bankwezen in Brits-Indië. In Apr. 1931 werd hij gekozen als voorzitter van de Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië.Op 12 Oct. 1931 werd mr Trip benoemd tot president van De Nederlandsche Bank, welke functie hij, behoudens een onderbreking (27 Mrt 1941 - 7 Mei 1945) tot 30 Apr. 1946 heeft vervuld; van genoemde datum tot aan zijn overlijden was hij voorzitter van de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank. Tijdens de bezetting is mr Trip aanvankelijk mede als secretaris-generaal van Financiën opgetreden; in Mrt 1941 heeft hij beide functies neergelegd, toen het hem onmogelijk bleek, de opheffing van de deviezengrens tussen Nederland en Duitsland nog langer tegen te houden.
Tijdens zijn presidium van De Nederlandsche Bank was mr Trip mede op internationaal terrein werkzaam. Hij was ex officio lid van de directie van de Bank voor Internationale Betalingen; gedurende twee jaar (1935-1937) was hij voorzitter van dit college en onder de toenmalige regeling tevens president der Bank. Voorts heeft hij in verschillende Volkenbondscommissies zitting gehad (financiële hulpverlening aan Oostenrijk, Bulgarije, Griekenland en Hongarije, voorbereiding van de economische en financiële wereldconferentie van Londen, die hij als lid van de Nederlandse delegatie bijwoonde).
DR F. H. REPELIUS
Lit.: Versl. v. De Ned. Bank (1946).