Vlaams philoloog (St Joost-ten-Node 27jan. 1864 - Gent 26 Sept. 1938), zoon van de philoloog Alfons Willems, promoveerde te Brussel in de staatswetenschappen (1886) en te Gent in de rechten (1889), na inmiddels van 1887-1888 Gotisch en Middelnederlands te hebben gestudeerd bij J. Franck te Bonn en geschiedenis (1889) bij P.
Fredericq en H. Pirenne te Gent. Hij heeft vnl. de Middelnederlandse (Reinaert) en de 16de-eeuwse literatuur (Elckerlyc) bestudeerd. Zijn voornaamste verdienste ligt in zijn scherpzinnige tekst- en woordverklaringen en emendaties, waarvan sommige volgens latere ontdekkingen juist zijn gebleken.Bibl.: Etude sur l’Ysengrinus (Gand 1895); L’élément historique dans le Coronement Loois (Gand 1896); Reynaert de Vos (herdruk van de Plantijnsche uitgave van 1566; Antwerpen 1924); Elckerlycstudiën (’s-Gravenhage 1934).
Lit.: Hulde Dr L. W. (Gent 1934); J. van Mierlo, Mr L. W. (Jaarboek 1942 Kon. VI. Acad.); Rob. Roemans, Dr L. W. (1864-1938) (Brussel 1944).