Sir (Charles), Engels archaeoloog (Londen 17 Apr. 1880), begon zijn loopbaan als medewerker bij de opgravingen in Nubië en ook in Zuid-Italië, daarna (1912-1914) te Karkemisj in opdracht van het Brits Museum, voorts op het Sinaï-schiereiland in opdracht van het Palestine Exploration Fund (1914) en te Tellel-Amarna in opdracht van de Egypt Exploration Society (1921). Zijn belangrijkste opgraving, die zijn naam vermaard heeft gemaakt, is die van Ur, in opdracht van het Brits Museum en van het Museum te Philadelphia (1922-1934; berichten in Antiquaries Journal). In 1935 werd hij geadeld.
Bibl.: The Wilderness of Zin (met T. E. Lawrence); The Sumerians (1929); Ur of the Chaldees (1929, herdr. 1951, Ned. bew. d. H. W. Obbink, 1931); Digging up the Past (1930); (met H.
R. Hall) Al-’Ubaid (1927, Ur-Excavations, 1); The Royal Cemetery (1934, id., 2); The Ziggurat and its Surroundings (1939, id., 5); Middle East Archeology (1949); A Forgotten Kingdom (1953); Spadework in Archeology (1953).