bekend Frans philoloog (Le Havre 8 Aug. 1832 - Parijs 25 Aug. 1897), werd in 1859 reeds directeur van de keizerlijke archieven in Parijs, en in 1871 professor in de palaeografie aan de Ecole des Chartes te Parijs. Hier kon hij zijn liefde voor de Oudfranse letteren op anderen overdragen.
Aan zijn invloed is het ook te danken, dat het lezen van middeleeuwse werken werd ingevoerd op het programma der middelbare scholen. Hij heeft vooral belangrijke bijdragen geleverd tot de kennis en de ontwikkelingsgeschiedenis der chansons de geste, zowel strikt wetenschappelijk, zoals zijn nog steeds belangwekkende uitgave van het Chanson de Roland, als meer populair in La Chevalerie. Het Franse epos definieerde hij als Romaanse literatuur, doordrenkt van Germaanse geest. Zijn theorie, dat de chansons de geste aan elkaar gevoegde oudere cantilenen zouden zijn, heeft hij later laten vallen ten gunste van de mondelinge overlevering of de legende.Bibl.: Portraits littéraires (1868; 2de dr., 1881); La Chevalerie (1884; herdrukt 1890); Histoire de la poésie liturgique (dl I: les tropes, 1886) ; Portraits du XIXe siècle (4 dln, 1894) ; Les Épopées françaises (3 dln, 1866-1867; 2de dr., 5 dln, 1878-1897).
Lit.: Bull. soc. d’hist. et d’arch. IV (1897); Bull, de l’Ec. des chartes (1899).