Frans schrijver (Marseille 11 Sept. 1803 Parijs 14 Sept. 1860), zoon van een Joodse reder, eerst kustvaarder, daarna journalist te Parijs, medewerker aan „L’Artiste”, „Le Figaro” enz., was een scherp en geestig chroniqueur, uitvinder van nieuwe woorden en had door zijn vlotte vertelkunst en zijn levendige verbeelding met zijn romans en drama’s in zijn tijd een even groot succes als Eugène Sue. Men leest nu alleen nog maar van hem een paar verdienstelijke monographieën over de Franse kastelen en een goed boek over Balzac.
Bibl.: romans: Les Tourelles (1839); Aristide Froissart (1844); Les Nuits du ?ère Lachaise, 3 vol. (1846); Aventures du Prince de Galles, 5 vol. (1853); Les Emotions de Polydore Marasquin (1857) etc.; Les Chateaux de France (1857); Balzac en pantoufles (1856); Balzac chez lui (1862; nieuwe ed. in 1 dl, 1886).
Lit.: Ph. Audebrand, L. G. (Nouv. Rev.XXXVII, 1885); M.
P. Boyé, Esquisses Romantiques (1937).