(Acanthuridae) is een familie van tropische zeevissen, behorende tot de orde der Percomorphi (z vissen), die vooral bij koraalriffen buitengewoon talrijk voorkomen. Zij voeden zich hoofdzakelijk met zeewier en andere planten, zomede met de weke delen van koralen, die bloot komen.
Van de beide voornaamste geslachten zijn fossiele soorten in de Monte Bolca gevonden.De vissen dezer familie hebben een samengedrukt lichaam, met uiterst kleine schubben bedekt. De staart is gewoonlijk met een of meer beenplaten of stekels gewapend, die bij de zeer jonge exemplaren nog ontbreken. De mond is klein met een rij snijtanden op elke kaak. Zij bezitten een rugvin, waarvan het stekelige gedeelte minder ontwikkeld is dan het weke. Hoewel rijk aan soorten en deze laatste rijk aan individuen, telt deze familie slechts enkele geslachten. De voornaamste zijn:
1. Acnnthunis, veelal Chirurgvissen genoemd
Zij zijn gemakkelijk te herkennen aan de scherpe, lancetvormige stekel, waarmede de staart aan beide zijden is gewapend; in rust zijn deze stekels in een brede schede verborgen: zij kunnen echter opgericht worden en, door de staart heen en weer te slaan, zeer gevaarlijke wapens vormen. In alle tropische zeeën komen zij voor, behalve in het oostelijk gedeelte van de Stille Oceaan, waar zij tegelijk met de koralen verdwijnen. De meeste soorten, waarvan een vijftigtal bekend is, worden niet groter dan ongeveer 40 à 50 cm. Vele zijn fraai of opvallend gekleurd. De grootste soorten zijn eetbaar en sommige zijn zelfs als voedsel zeer gezocht. Naar beweerd wordt, wordt de kuit van sommige soorten periodiek in ontzaglijke hoeveelheden op de kust van sommige Zuidzee-eilanden (Carolina Archipel) aangetroffen. De zeer jonge vissen van dit geslacht wijken zozeer af van het volwassen stadium (o.a. geen schubben, maar een huid met talrijke, schuine, evenwijdig aan elkander lopende plooien), dat zij vroeger voor een afzonderlijk geslacht werden gehouden, Acronums genoemd. Acanthurus chirurgus, de Chirurg of Zeebarbier, wordt 20-30 cm lang en is donkerbruin of geelachtig gekleurd, aan elke zijde met enige loodrechte, donkere banden getekend. Zij komt niet veel buiten de Antillen voor, maar is daar een algemeen voorkomende vis, die echter door de vissers wegens haar stekels zeer gevreesd wordt.
2. Naseus
Het geslacht der Neushoorrwissen onderscheidt zich van het vorige door het bezit van meest twee eivormige beenplaten met driehoekige snijdende kanten ter weerszijden van de staart, en van hetzij een veelal naar voren gerichte benige hoorn hetzij een aantal komvormige uitsteeksels. Een twaalftal soorten is van dit geslacht bekend uit de Indische en de Stille Oceaan; geen van deze wordt echter oostwaarts van de Sandwich-eilanden gevonden. Ook hier werden de jongen als een afzonderlijk geslacht Keris beschreven. Een van de bekendste soorten is Naseus unicornis (de Neushoomvis), die volwassen een lengte van 50 h 60 cm bereikt, en een hoorn heeft soms 8 cm lang. De kleur is meer of minder helder asgrauw, met een blauwe zoom langs rug- en anaalvin. Zij leven dikwijls in troepen van verscheidene honderden bijeen. In de nabijheid van Djedda worden zij in grote hoeveelheden gevangen en daarna gezouten, maar het vlees is minderwaardig.