d.i. de Gaskonjer, Frans boekbinder, wiens werkelijke naam onbekend is (werkzaam iste helft 17de eeuw), bond in 1622 een missaal „doré a petits fers” voor het Parijse gilde der boekhandelaars en binders en komt als vervaardiger van „chefs d’oeuvre” o.a. voor in een brief van de geleerde de Peiresc aan Du Puy uit 1627. In verband hiermede heeft men in de 19de eeuw een groot aantal banden aan hem toegeschreven, verguld „aux petits fers pointillés”, d.w.z. versierd met stippellijnen en punten in allerlei combinaties, veelal vermengd met ornamenten.
Sindsdien beschouwde men hem als een zeer belangrijk, zo niet als de belangrijkste Franse binder. In werkelijkheid is echter geen enkele toeschrijving van dergelijke banden zeker. Onjuist is de identificatie van Le Gascon met Florimond Badier, die eerst in 1630 leerling werd van een vergulder en van wie men enkele banden kent, verguld „aux petits fers”. Tot in de 18de eeuw heeft de stijl Le Gascon nagewerkt; in Nederland heeft vooral Albert Magnus op dit gebied uitgeblonken.Lit.: H. Loubier, Der Bucheinband, 2de dr. (Paris 1926), p. 238 e. v.: E. D a c i e r, Au tour de Le Gascon en Florimond Badier, in: Les trésors des bibliothèques de France, III (Paris 1930), IV (1933).