Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LANDING

betekenis & definitie

(of landingsoperatie) ook gecombineerde of amphibische (zelfs triphibische) operatie genoemd, is het aan de wal zetten van troepen op een vijandelijke kust met behulp van de vloot en luchtmacht. De historie kent tal van zulke ondernemingen, van elke soort en omvang, variërend tussen een nachtelijke verkenning, het afzetten van agenten of wapens voor guerrilla’s, een roof- of vernielingstocht (raid), een diversie, demonstratie of anderszins door krachtige eenheden, tot een volledige invasie, met het doel het vreemde territoir blijvend te bezetten (z ook kustverdediging en havenverdediging).

In grote stijl en vooral tegen een zwaar verdedigde kust is de landing alleen uitvoerbaar wanneer de aanvaller het meesterschap te water en tegenwoordig ook in de lucht bezit. Ook dan blijft het een moeilijke en hachelijke operatie. Er zijn in het verleden altijd perioden geweest, waarin men de landingsoperatie fundamenteel overbodig of technisch onuitvoerbaar achtte; Alexander de Grote heeft zich er niet aan gewaagd, maar Caesar was een expert in de amphibische oorlogvoering. De bezwaren groeiden toen de specialisatie in het krijgswezen steeds groter afstand bracht tussen personeel, strijdmiddelen, organisatie en de inzichten der aanvoerders ter zee, te land en in de lucht. Menige generaal zag de mogelijkheid van samenwerken met de marine over het hoofd, menige admiraal verzuimde de oorlog van de zee over te brengen naar ’s vijands kust. Ook de theoretici, als Clausewitz, Jomini en Mahan bleven angstvallig op hun eigen terrein en vermeden het tussengelegen gebied van de landing zoveel mogelijk. Tijdens Wereldoorlog I werden vele goede kansen verwaarloosd, ondanks de waarschuwing van leiders als Churchill en wat ondernomen werd (Dardanellen) mislukte door gebrek aan ervaring, voorbereiding en coöperatie. Wereldoorlog II daarentegen zag een opleving van deze vorm van krijgskunst als nooit te voren; alleen in de Pacific voerden de Amerikanen 60 landingen uit, waarvan 12 van grote afmetingen en alle met succes. Reactie kon niet uitblijven; in 1950 beweerde generaal Bradley , dat gecombineerde operaties in dergelijke aantallen en afmetingen in de toekomst wel niet meer zullen voorkomen. Zijn voorspelling werd in marinekringen als kortzichtig verworpen en kort daarop, tijdens de strijd in Korea (landing bij Intsjon, Sept. 1950) door de feiten weerlegd.

Politiek en strategisch gezien geeft het gebruik van de zeeweg zeer grote voordelen. De kruistochten waren op den duur niet mogelijk geweest, wanneer men de lange uitputtende marsen over half Europa niet had kunnen ontgaan door gebruik van zeetransport met zijn grote capaciteit en meer comfort. In het waterrijk Nederland der vroege Middeleeuwen, met zijn weinige en slecht begaanbare wegen, was de oorlogvoering grotendeels amphibisch, waarvoor de gemeenschap de nodige vaartuigen („koggen”) en roeiers („riemen”) moest opbrengen. Sommige oorlogen, zoals tegen Engeland, konden alleen via de zeeweg tot een beslissing worden gebracht; in andere verhoogde het water de strategische mobiliteit der landlegers en daarmee hun potentiële kracht tot een veelvoud van de normale sterkte. Omgekeerd kan in de krijg ter zee het meesterschap van de vloot niet beter worden benut, dan door overzeese expedities; de andere mogelijkheid, instellen van een blokkade zal slechts in speciale gevallen (Japan, Engeland) de vijand op de knieën kunnen brengen. De geschiedenis van Nederland is dan ook rijk aan amphibische operaties, vooral in Oost en West, maar ook wel in Europa, meest in bondgenootschappelijk verband (Gadix 1596, Nyborg 1659, Gibraltar 1704). Pas in later jaren, na het verval van de zeemacht, werden de rollen omgekeerd, en moesten wij o.m. bij Bergen (1799), op Walcheren (1809) en Java (1942) de vijand op Nederlands grondgebied zien landen. Ook wanneer dit soort actie zich beperkt tot een raid van enkele dagen of uren, met de bedoeling een haven te blokkeren (Zeebrugge, St Nazaire), ’s vijands sterkte te beproeven(Dieppe), of politieke druk uit te oefenen (Theems 1667, z Chatham) kan zij belangrijke gevolgen hebben, door de onzekerheid, waarin de verdediging zich bevindt en de noodzaak om met een doorgezette aanval rekening te houden.

Uit tactisch en organisatorisch oogpunt echter plaatst de amphibische krijg de aanvoerder voor grote problemen; hier is het voordeel a priori bij de verdediging. Hoe omvangrijker de onderneming, hoe meer die bezwaren zullen wegen; de voornaamste daarvan zijn:

1. De samenwerking van twee of drie delen der krijgsmacht, die elkaars mogelijkheden en beperkingen niet kennen, en geneigd zijn de andere de gemaakte fouten aan te wrijven. Door het oprichten van een gecombineerde staf (in Engeland tijdens Wereldoorlog II onder de admiraals Keyes en Mountbatten ), vervaardigen van speciaal materieel (landingsvaartuigen (zie hieronder), amphibische tanks), opleiden van bijzondere troepen (mariniers, commando’s), aanwijzen van liaisongroepen aan boord en aan de wal en het houden van gezamenlijke oefeningen, werden deze vraagstukken sinds onheuglijke tijden, althans in de zeevarende landen, meer of minder opgelost. Een voornaam punt daarbij is de commandovoering, welke op verschillende plaatsen en tijden verschillend is geregeld. Gewoonlijk geeft men de voorkeur aan een eenhoofdig bevel, dat in zee, dus tijdens overtocht en ontscheping, bij een zeeofficier berust en na het overschrijden van de laagwaterlijn op de legeraanvoerder overgaat. Kleine operaties worden veelal door de marine alléén, met behulp van haar eigen luchtmacht (Marineluchtvaartdienst) en troepen (Korps Mariniers) uitgevoerd.
2. De voorbereiding van de onderneming, die een langdurige en minutieuze arbeid vraagt, zelfs een landing van geringe omvang kan als regel niet op korte termijn worden georganiseerd. Een combinatie van gunstige factoren doet zich slechts enkele malen in een seizoen voor en nimmer terzelfder tijd op ver uiteengelegen kuststroken. Dit alles is uiteraard ook de vijand bekend, aan wie mede het concentreren van troepen, schepen en landingsvaartuigen in de havens, het oefenen in debarkeren, het beladen en ten slotte het inschepen niet geheel voorbij zullen gaan. Zo raakt de verrassing van een massale invasie grotendeels te loor, wat alleen gecompenseerd kan worden door een uitstekende organisatie (nauwkeurig tijdschema, onfeilbare verbindingen, speciale kaarten).
3. De overtocht waarvan de inscheping, het transport, de nabijverdediging en de bescherming op afstand afzonderlijke aandacht vragen. De keuze van transportschepen hangt af van de aard en duur van de reis, die aan grootte, snelheid, actieradius, inrichting, ventilatie, enz. bepaalde eisen stelt. Als regel geeft het vrachtschip van middelbare afmetingen de beste diensten; men rekent tegenwoordig op 10 ton scheepsruimte per man gemiddeld. Bij een lange overtocht door volle zee moeten de schepen hun eigen landingsmiddelen meenemen, waarvoor zwaar laadgerei aan boord dient te zijn; in Wereldoorlog II werd een groot aantal zgn. landingsschepen gebouwd, die de eigenschappen van transport- en debarkementsvaartuig in zich verenigden.
4. Het debarkement wordt als regel ingeleid met een zwaar bombardement van de vijandelijke stelling uit zee en uit de lucht, wat tegenwoordig in nooit gekende om vang en perfectie wordt uitgevoerd (z kustverdediging). In tegenstelling met vroegere ervaringen (Dardaneïlen) heeft dit de eigenlijke ontscheping zeer veel gemakkelijker gemaakt; verschillende malen (Okinawa 1945, Korea 1950) ontruimde de vijand zijn posities en trok het binnenland in, waardoor de landing practisch ongestoord plaatsvond. Deze begint met het overschepen van de stormtroepen (mariniers) in de debarkements-middelen die kleiner moeten zijn en meer verspreid optreden naarmate men meer tegenstand verwacht. Kunstmatige nevel zal de manoeuvre kunnen dekken, maar men heeft de daarvoor gunstige weersomstandigheden niet in de hand. De voorhoede stormt met lichte wapens zo snel mogelijk aan land om dekking te zoeken: „there are no foxholes in the surf”. Parachutisten en commandogroepen in helicopters landen tegelijk achter de vijandelijke stelling om de aanval diepte te geven en de tegenstander in verwarring te brengen. Onderwijl wordt de ankerplaats van de transportvloot beschermd tegen slecht weer en vijandelijke tegenwerking; in Normandië (1944) werd daartoe een complete, kunstmatige haven aangelegd. Zo spoedig mogelijk worden versterkingen uit de schepen gelost, ten einde het bruggenhoofd te bevestigen en uit te breiden. De marine heeft in de eerste golf haar eigen strandmeester met staf en seinbrigade overgebracht, die de ontvangst, ontscheping, ordening, opslag der troepen, wapens en goederen op de landingsplaats regelt. Zodra de waarnemings- en liaisongroepen contact met de vloot hebben wordt het vuur van schepen en vliegtuigen naar voren verlegd naarmate de aanval vordert
5. De verdere steun van de vloot is in hoofdzaak van logistieke aard: verzekeren van de aanvoerlijnen naar het strijdende invasieleger. De ervaring leert, dat per man omstreeks een ton per maand benodigd is. Daarnaast zullen althans de grote schepen doorgaan met artilleriesteun (tot 20 mijl binnenlands) en luchtverdediging te leveren, zolang die benodigd is, wat van lange duur kan zijn (Okinawa). Zodra men een rede of haven van betekenis verovert, is het haar taak om de nodige opnemings-, bergings- en opruimingswerkzaamheden te verrichten om het verkregen object zo spoedig mogelijk voor eigen gebruik geschikt te maken, waarmee een belangrijke stap naar het uiteindelijk succes is gezet. Het komt slechts zelden voor, dat zulk een punt bij de eerste landing kan worden bezet; als regel zijn de voornaamste bases en havenplaatsen aan de zeezijde zwaar versterkt en kunnen zij alleen in de rug worden genomen, soms na een veldtocht van enige duur (Port Arthur, Singapore).

Een bijzondere vorm van landing geschiedt over een zeegebied dat over een bepaalde afstand bevroren is. Moderne ervaring op dit terrein wordt uitsluitend verkregen door de arctische mogendheden Rusland, Canada en de V.S.; veel is er niet van bekend.

Lit.: M. R. de Bruyne, Landingen (1935); Alfred Vagts, Landing Operations (1946).

< >