Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Landbouwcrisisfonds

betekenis & definitie

Dit fonds werd bij de Landbouwcrisiswet in 1933 ingesteld „ten behoeve van steun aan de landbouw”. Het maakte deel uit van het Rijksvermogen en werd beheerd door de minister, die met de zaken van de landbouw was belast.

Het Landbouwcrisisfonds fungeerde als een centraal fonds, waaruit de uitgaven werden gedaan, die uit de overheidsbemoeiing met de landbouw voortvloeiden. De inkomsten van het fonds werden verkregen uit monopolieheffingen (een soort invoerrechten) op landbouwproducten en uit heffingen op het verbruik in het binnenland van zgn. crisisproducten (o.a. rund- en varkensvlees, boter, margarine, spijsvetten en -oliën). Er is zoveel mogelijk naar gestreefd, de uitgaven ten behoeve van een bepaalde tak van de landbouw te financieren uit de inkomsten, die met de desbetreffende tak verband hielden.

Via het Landbouwcrisisfonds werd de steun aan de land- en tuinbouw door de consumenten betaald; tot dat doel kon geen beroep op de schatkist worden gedaan. Door dr Vondeling is berekend (Econ.-Stat. Ber. 1950, blz. 554), dat de landbouwsteun over de periode 1934-1939 gemiddeld ƒ 166 millioen per jaar heeft bedragen.

Voor het eerst over het begrotingsjaar 1940 veranderde het karakter van de subsidiëring uit het Landbouwcrisisfonds, doordat steun aan de consumenten werd gegeven, ten einde de prijzen der levensmiddelen laag te houden. De consumentensubsidie bedroeg over de jaren 1940-1950 gemiddeld bijna ƒ 250 millioen per jaar. Sinds 1940 heeft de landbouw per saldo geen steun meer uit het Landbouwcrisisfonds genoten. Vooral ook om deze wijziging in de functie van het Landbouwcrisisfonds in de naam van dit fonds tot uitdrukking te brengen, is deze per 1 Jan. 1948 veranderd in Landbouw-Egalisatiefonds.

DR J. H. VAN STUYVENBERG.

< >