(Ned.-Indië). Toen in de tweede helft der 19de eeuw de Europese landbouw in de Buitenbezettingen van Ned.-Indië tot ontwikkeling kwam, kon in de onder direct bestuur staande gebieden door erfpacht enz. in de behoefte aan grond worden voorzien.
In de zelfbesturende landschappen daarentegen moesten de ondernemers trachten door contracten met de zelfbestuurders de benodigde gronden te verkrijgen. In verscheidene van die rijken (op Sumatra: Deli, Langkat, Serdang, Asahan; op Borneo: Sambas, Koetei; op Temate: Batjan) werden contracten gesloten, waarbij de vorsten tegen zekere opbrengsten voor lange tijd grote gebieden afstonden.