noemt men die athletische lichaamsoefeningen, die van de beschikbare energie een directe en grote krachtsinspanning vorderen, om de bewegingstoestand van het voorwerp, waarop de kracht wordt toegepast, van plaats te doen veranderen. Door de grote krachtsinspanning, die de onder deze sport ressorterende lichaamsoefeningen vragen, worden worstelen, gewichtheffen en expandertrekken, waarvan de zorg voor de beoefening berust bij de Nederlandse Krachtsportbond, tot de zware athletiek gerekend (z athletiek).
Worstelen
Enige eeuwen voor de aanvang van de Christelijke jaartelling nam de worstelsport reeds bij de Grieken een eervolle plaats in. Deze sport kwam voor het eerst in 708 v. Chr. op het programma der Olympische Spelen voor, maar was reeds ouder. Het worstelen uit die dagen was echter zeer ruw en meer op kracht dan op techniek gebaseerd. Volgens de overleveringen schijnt het, dat alleen het slaan met de platte hand en het schoppen van een tegenstander verboden was. Overigens mocht men zowat alles doen, wat wenselijk werd geacht om de overwinning te behalen.
In de Oudheid werd het op meer dan een wijze beoefend. Ten eerste kende men de Lucta erecta, waarbij de worstelaars rechtopstaande elkaar om het lichaam pakten, trachtten op te heffen en dan op de grond wisten te houden, zonder dat men zich vermocht op te richten. De tweede wijze was de Volutatio, waarbij de strijders op de grond lagen, zonder elkaar van tevoren overeindstaande te hebben aangevallen. Een derde manier van worstelen bestond in het elkaar aangrijpen met de vingers, waarbij men elkaar zolang met de palm van de hand drukte, tot een van beiden om genade vroeg.
Het tegenwoordig methodisch, meer op techniek dan op kracht berustend worstelen, is dan ook in hoofdzaak van de eerste 2 wijzen afgeleid. Hieruit zijn ontstaan de Grieks-Romeinse en de Catch-as-catch-can-methode. De Grieks-Romeinse methode, die verreweg de meeste beoefenaren telt, is een schepping van Franse athleten, die met worstelen hun brood verdienden. De kracht van het worstelen berust in hoofdzaak op de kennis der grepen, waarbij lichaamskracht wel gewenst, doch niet per se voorwaarde is. Het aanleggen van de grepen mag volgens deze methode geschieden van het hoofd tot aan de heupen, terwijl met elke greep, die met geopende hand moet worden aangelegd en die door zijn wijze van aanleg of uitvoering gevaar voor lichamelijk letsel of belemmering der ademhaling moet uitsluiten, de tegenstander naar de matras moet worden medegetrokken. Elke ruwheid is aan dit worstelen ontnomen, zodat het ongevaarlijk is. De met erin (een vervangend middel voor paardenhaar van plantaardige oorsprong) gevulde matras, waarop de strijd plaatsvindt, is 10 cm dik en heeft een minimum oppervlakte van 16 m2. De deelnemers zijn in 7 lichaamsgewichtsklassen ingedeeld en ontmoeten tegenstanders van dezelfde gewichtsklasse. De strijd wordt in 2 posities gestreden, nl. in de staande, waarin de strijd aanvangt, en in de liggende positie (kniestand genaamd), die niet willekeurig doch alleen door toepassing vai een greep mag worden ingenomen. Doel van het gevecht is de tegenstander door het aanleggen van een geoorloofde en niet te vroegtijdig losgelaten greep met beide schouders tegelijk de matras te doen aanraken. Als regel geldt, dat voor een ontmoeting 20 minuten worden beschikbaar gesteld. Zodra echter een der strijders op beide schouders is gelegd, is de strijd beslist. Indien binnen de tijd van 20 minuten geen beslissing valt, wordt ten overstaan van de 3 kamprechters die worstelaar winnaar, die zijn tegenstander het meest in posities heeft gebracht, waaruit hij ternauwernood aan de schouder-nederlaag wist te ontkomen.
De Catch-as-catch-can-methode is een vinding van Duitse beroepsathleten. Zij onderscheidt zich van de vorige methode, doordat de grepen van het hoofd tot aan de tenen mogen worden aangelegd. Door de grote vrijheid, die de worstelaar bij de aanleg van de grepen is gelaten, vereist het worstelen onder de catch-as-catch-canmethode (ook wel vrije methode genoemd) minder krachtsinspanning. Het gevecht, dat eveneens op een met erin gevulde matras plaatsheeft, is door de grotere bewegingsvrijheid beweeglijker en geestdriftiger dan het gevecht volgens de Grieks-Romeinse methode. Voor wat de grepen betreft, die aan de romp worden aangelegd, zijn de verbodsbepalingen voor beide methoden dezelfde. In het vrije worstelen mogen de grepen ook aan de benen worden aangelegd, echter met dit voorbehoud, dat slechts een der benen in de greep is betrokken. Het naar de matras brengen van de tegenstander mag ook over het been geschieden, waaruit blijkt, dat het zgn. beentje wippen of draaien is toegestaan. Ook hier is het doel van het gevecht de tegenstander op beide schouders te leggen en zo dit niet gelukt binnen de tijd van 10 minuten, die voor een ontmoeting is vastgesteld, beslist, evenals dit bij het Grieks-Romeinse worstelen het geval is, de meest betoonde activiteit. Ofschoon voor het worstelen volgens beide methoden de som van kracht en gewicht niet direct beslissend is en zelfs de beste techniek en tactiek van de beste spieren kan winnen, stelt het worstelen toch hoge eisen aan hart en ademhalingsorganen. Voor gezonde jonge mensen is er echter geen bezwaar zich op de beoefening van deze bij uitstek manlijke sport toe te leggen.
Gewichtheffen
Deze sport vereist algemene spierkracht, over het gehele lichaam verdeeld. De verhoogde druk, die vooral het gewichtdrukken in de borstholte doet ontstaan, eist van de beoefenaar sterke organen: hart, longen en bloedvatenstelsel. Het gewichtheffen dat aan een verstelbare halter geschiedt, omvat de oefeningen: drukken, trekken en stoten, die zowel een- als twee-armig worden uitgevoerd. De halter bestaat uit een ca 2 m lange ijzeren staaf, aan beide uiteinden waaraan ijzeren schijven, meestal wegende van 1½ -20 kg, worden geschoven. De oefening drukken is een zuivere krachtoefening en geschiedt alleen met de armen en de andere oefeningen: trekken en stoten, zijn coördinatie-oefeningen, waarbij de aan te wenden kracht door samentrekking van de beenspieren in één punt moet uitvloeien. Bij drukken en stoten wordt de halter, die horizontaal voor de gewichtheffer op de grond ligt, vrij omgezet voor de borst gebracht. Van daar wordt het gewicht omhoog gedrukt of gestoten.
Gewichtdrukken
In een spreidstand wordt het gewicht, zonder de minste stootbeweging, gelijkarmig omhooggedrukt, waarbij tijdens de drukbeweging de romp van het lichaam noch naar voren, noch naar achteren mag hellen.
Gewichtstoten
Evenals dit bij het gewichtdrukken het geval is, rust het gewicht na de vrije omzet op de borst of op de gebogen armen. In deze stand wordt in de knieën doorgezakt, waarna in deze houding een sprong naar voren wordt uitgevoerd en de armen tegelijkertijd worden uitgestoten. Na de sprong moet het uitgestoten gewicht, met gestrekte armen en geheel gestrekt lichaam, 2 seconden gefixeerd worden.
Gewichttrekken
Het gewichttrekken geschiedt van de grond af. De gewichtheffer heeft in voorovergebogen houding de halterstaaf omvat. In deze stand wordt het gewicht met een snelle en krachtige rukbeweging, kort langs het lichaam, in één ononderbroken beweging tot aan gewichthoogte getrokken, waarna in een doorgaande beweging in de knieën wordt doorgezakt en tegelijkertijd de polsen worden gedraaid om het gewicht tot boven het hoofd verder te trekken.
Expandertrekken
Het expandertrekken, dat gebaseerd is op het principe, dat aan het systeem van Eugen Sandow ten grondslag ligt, geschiedt aan stalen veren, die verbonden zijn aan verstelbare handvaten. Het gewicht is hier vervangen door de tegenstand der stalen veren en (of) elastieken strengen. De oefeningen worden zowel voor het lichaam als achter het lichaam uitgevoerd. Doel van het expandertrekken is de armen geheel te kunnen strekken, wat echter door de tegenstand van de veren veel kracht vereist. Bij de beoordeling op wedstrijden, waar de deelnemers staan ingedeeld in 4 lichaamsklassen (van onder de 60 kg tot boven de 80 kg), wordt er op gelet, dat het lichaam (de romp) onbeweeglijk blijft en dus niet tijdens de trekbeweging achterover of zijwaarts gaat hellen.