speelden vroeger, toen er nog weinig onderwijsgelegenheid was tot hogere ontwikkeling, een belangrijke rol. Zo is de Fürstenschule te Pforta de opleidingsplaats geweest voor een aantal van Duitslands grote mannen.
Basedow, Salzmann, Pestalozzi, Fröbel waren allen leiders van kostscholen. In Engeland waren de Public Schools (niet openbare inrichtingen in onze zin, maar juist particuliere ondernemingen) de gangbare opleidingsplaats der beter gesitueerden, voor zover men geen gouverneur aanstelde. Men mag zich echter niet voorstellen, dat de karaktervorming, die in de scholen der 19de eeuw een zo grote rol heeft gespeeld in de opbouw van common sense en de specifiek Engelse eigenschappen, die het British Empire hebben gevormd, daar altijd hebben geheerst. In het begin der 19de eeuw schijnen de kostscholen zeer veel te wensen te hebben gelaten. Eton stond onder leiding van Keate; de toestand wordt beschreven als een systeem van anarchie, getemperd door despotisme. Volgens een tijdgenoot zijn „the public schools the very seats and nurseries of vice”. Het gelukt dr Thomas Arnold, in 1827 tot headmaster van Rugby benoemd, daar tot een hervorming te komen, die de grondslag legde voor de nog bloeiende Engelse jongenskostscholen.Ook in Nederland speelden, tot de 2de helft der 19de eeuw, kostscholen een zekere rol voor jongens, hoewel men hier aan de gezinsopvoeding sterker vasthield; met het opkomen der middelbare scholen verdwijnen dan ook de kostscholen; voor de meisjes, voor wie nog geen meisjesscholen bestonden, gelijkwaardig aan de scholen voor jongens, terwijl coïnstructie nog buiten de tijdgeest lag, bleven zij tot in het begin van de 20ste eeuw de traditionele opleidingsplaats voor de meisjes der hogere standen.
In het begin der 20ste eeuw komt nu een nieuwe kostschoolbeweging op. Dr Cecil Reddie stichtte Abbotsholme, die in Frankrijk het model werd voor de Ecole des Roches van Edmond Demolins; in Duitsland van de Land-Erziehungs-Heime van Lietz, waaruit weer de Freie Schulgemeinde Wickersdorf onder G. Wyneken en de Odenwaldschule onder Paul Geheeb, gedeeltelijk in vrij zware conflicten, voortkwamen. De laatste voerde het beginsel der coëducatie, gemeenschappelijke opvoeding van jongens en meisjes, in, waardoor de kostschoolopvoeding veel meer de gezinsopvoeding nabijkomt en daardoor een van de ernstige bezwaren vermijdt, die men op grond van de nieuwere psychologische inzichten omtrent de verhouding der geslachten (z sexualiteit) tegen het oude kostschoolsysteem kan hebben. Met het dichter worden van het net der scholen en het toenemende verkeer schijnt de kostschoolopvoeding haar reden van bestaan te verliezen voor hen, die om principiële redenen de gezinsopvoeding niet te kort willen laten komen.
Maar natuurlijk blijft een aantal kinderen over, die niet in hun eigen gezin kunnen worden opgevoed, hetzij om huiselijke of plaatselijke omstandigheden. Aan hun behoeften wordt tegenwoordig vaak tegemoetgekomen niet door het instandhouden van kostscholen, maar het vestigen van internaten aan bepaalde scholen.
Zoals blijkt uit de vele hier en elders nog bestaande Katholieke kostscholen voor jongens en meisjes handhaaft het Katholicisme het kostschoolsysteem nog altijd, doch zonder coëducatie.
PROF. DR PH. KOHNSTAMM
Lit.: Dean Stanley, Life and Correspondence of Dr. Arnold (1844); C. Reddie, Abbotsholme (London 1900); E. Demolins, L’éducation nouvelle (1898); Hermann Lietz, Die ersten drei deutschen Land-Erziehungsheime en Lebenserinnerungen (Verkenstedt am Harz 1918 en 1922); G. Wyneken, Der Gedankenkreis der Freien Schulgemeinde (1914); Idem, Schule und Jugendkultur (1913); F. Grunder, Land-Erziehungsheime und Freie Schulgemeinden (Leipzig 1916); W. M. van Popta, De Landerziehungsheime (Amsterdam 1929).