wordt gewonnen van een Umbellifeer (Schermbloemige), Coriandrum sativum L., een plant die reeds in de Oudheid als kruiderij gebruikt werd, en waarvan sinds de 16de eeuw het winnen der aetherische olie bekend is. Het is een 1-of 2-jarig kruid, dat in verse toestand zeer onaangenaam aromatisch (naar wantsen) riekt.
De bladeren zijn 1-3-voudig veerdelig. De bloemen zijn wit- of roodachtig en staan in schermen, die geen omwindselblaadjes hebben. De vrucht is rond en hard en de beide deelvruchtjes (ten onrechte „zaad” genoemd) laten niet gemakkelijk van elkaar los; elk deelvruchtje heeft 2 oliestriemen. Vermoedelijk is de plant uit het oostelijke Middellandse-Zeegebied afkomstig. Ze wordt in Indonesië ook in de bergen verbouwd; doch de handelsolie wordt vooral bereid uit Boheemse, Thüringse, Russische en Hongaarse koriander, met een rendement van 0,8-1 pct. De in westelijk Europa verbouwde planten geven een lager rendement. Men wint de olie door stoomdestillatie uit de eerst gekneusde vruchten, die echter ook als zodanig als kruiderij gebruikt worden, o.a. bij de bereiding van kerry; ze bevatten behalve de aetherische, ook ca 26 pct vette olie. De aetherische olie (Oleum Coriandri), die kleurloos of zwak geel is, onaangenaam geurt, doch aromatisch en zacht smaakt, bevat 60-70 pct koriandrol (d-linaloöl), 1- en d-apineen, 𝛽-pineen, p-cymol, 𝛼- en y-terpenen, geraniol en borneol. De olie wordt in de genotmiddelenindustrie gebruikt, voor suikerwerk, chocolade en likeur. DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Gildemeister u. Hoffmann, Die Aetherischen Oele (Millitz b. Leipzig 1916), III, p. 327-330; Hegi, Illustr. Flora von Mitteleuropa (München 1926), Bd V, 2, p. 1071-1074.