of grastetanie, was tot voor enkele decennia beperkt tot de weiden langs de Oude Rijn. Thans komt de aandoening niet alleen bij runderen in geheel Nederland voor maar ook in Engeland en Noord-Duitsland.
De kopziekte is een evenwichtsstoornis in de endocriene organen (vooral hypophyse en bijschildklieren), te wijten aan de plotselinge overgang van stalvoeding naar de eiwitrijke grasvoeding. Het calciumgehalte van het bloed is verminderd; het phosphaatgehalte wisselend,maar het is vooral de zeer sterke magnesiumvermindering (van 2-3 mg pct tot minder dan 1 mg pct), die kenmerkend is voor de ziekte. De symptomen zijn in het begin vaag: lichte digestiestoornis, verminderde melkgift, schrikachtigheid. Daarna treden zenuwverschijnselen op: krampen, onzekere gang, totale verlammingen, nekstijfheid, kauwkramp, heftig slaan met de poten. Vaak treedt reeds in enkele minuten de dood in. Vroeger was de prognose zeer slecht. Thans kan een groot percentage gered worden door tijdige inspuiting van calcium- en magnesiumverbindingen in de bloedbaan (in hals of melkader).