Nieuwgrieks geleerde (Grammatikó in Epirus 1791 - Athene 1872), werd hoogleraar in de Griekse letterkunde aan de Ionische Academie te Korfoe en later aan de Universiteit te Athene. Hij was een vermaard geleerde, begiftigd met een merkwaardig geheugen en met een onfeilbare smaak: hij heeft het eerst in het moderne Griekenland de strijd tegen de slechte dichters aangebonden.
Tegen 1850 waren de twee gebroeders Soutzos die de Franse romantici nabootsten, de afgoden van het publiek. Asopios schreef Soutzia, waarin hij de zwakheden van dit valse genre aan het licht bracht. Hij schreef o.m.: Inleiding tot de Griekse syntaxis; Inleiding tot de gedichten van Pindarus (1844); Geschiedenis der Griekse schrijvers en dichters (1851).