Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Koninklijk Nederlands GYMNASTIEKVERBOND

betekenis & definitie

(K.N.G.V.) — toen nog N.G.V. — werd op 15 Mrt 1868 te Amsterdam opgericht door een zestal verenigingen met 215 leden. Het doel was ,,de gymnastiek te bevorderen en daardoor de volkskracht naar lichaam en geest te verhogen en te veredelen”.

Door de gestadige vermeerdering van het aantal gymnastiekverenigingen koos men in 1887 de gewestelijke organisatievorm; de gewesten waren weer onderverdeeld in turnkringen. In 1926 werd tot reorganisatie besloten: de gewesten werden opgeheven, doch de 26 turnkringen kregen meer zelfstandigheid. Alhoewel in het K.N.G.V. de wedstrijdgedachte zeker niet verworpen wordt, blijkt uit zijn ontwikkeling toch wel duidelijk, dat de alzijdige lichaamsoefening op de voorgrond staat. Ook het oprichten van veteranenafdelingen in tal van verenigingen (later ook van het Veteranenkorps van het K.N.G.V.) wijst erop, dat men er in het Verbond prijs opstelt, het turnen tot op hoge leeftijd voort te zetten. Het aanstellen van bevoegde leiders(sters), met de acte M. O.

Lichamelijke Opvoeding en door het K.N.G.V. opgeleide verenigingsleiders(sters), leveren in het Verbond de waarborg voor systematische en deskundige oefening. Sinds 1923 is door de invloed van enkele nieuwe stromingen op het gebied der lichamelijke oefening de oefenstof belangrijk gewijzigd en verrijkt. Vooral de invloed van de Deen Niels Bukh was geducht merkbaar op het mannenturnen. Bij de turnsters maakte de rhythmische gymnastiek grote opgang, waardoor de animo voor de gymnastiekbeoefening sterk steeg. Jonge vrouwen toonden spoedig haar grote bedrevenheid bij het toestel turnen. Op de Olympische Spelen in 1928 te Amsterdam wist de Nederlandse turnstersploeg een gouden medaille voor Nederland te winnen.

Het toestelturnen der mannen was internationaal van weinig betekenis, maar sinds in 1926 geselecteerde turners geoefend werden door Zwitserse keurturners, ging het peil flink omhoog. In 1919, toen het N.G.V. zijn 50-jarig bestaan vierde, werd aan het Verbond het praedicaat „Koninklijk” verleend. Verleende het Rijk vroeger een subsidie, in de bezuinigingsjaren vóór de oorlog werd deze subsidie geschrapt. De laatste jaren heeft het turnen zich meer ontwikkeld in nationale geest, zodat de turnfeesten ook volksfeesten zijn geworden in de beste zin van het woord. Het K.N.G.V. telde op 1 Jan. 1950 608 verenigingen, met 13002 heren, 27267 dames, 9944 jongens van 12 jaar af, 20 840 meisjes van 12 jaar af, 22 201 jongens beneden 12 jaar, 37 637 meisjes beneden 12 jaar. In totaal dus een aantal van 130 891. Het K.N.G.V. was op dit tijdstip op één na (de Voetbalbond) de grootste sportorganisatie van Nederland.

< >