Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOLIBRIES

betekenis & definitie

(Trochilidae) is de naam van een vogelfamilie, die behoort tot de orde der Grootvleugeligen. Deze familie omvat de kleinste en fraaiste vogels, welker vederen met alle schakeringen van de schoonste metaalglans schitteren.

Zij komen uitsluitend voor in Amerika (hoofdzakelijk in de keerkringslanden) en onderscheiden zich door een lange, dunne, rechte of enigszins gebogen, priemvormige snavel, die een buis vormt, waarin zich de lange, fijne, uit 2 ronde, van binnen holle draden bestaande tong bevindt, die eindigt in twee smalle plaatjes en van zeer fijne tandjes is voorzien. Zij is bevestigd aan een gebogen, dun tongbeen van eigenaardige vorm. Het voedsel der kolibries bestaat uit insecten, die zij vliegend uit bloemen, schorsspleten enz. halen; ook voeden zij zich met de honing der bloemen. Hun vleugels zijn lang, smal en sabelvormig, hun poten kort en zwak en de tenen van scherpe klauwtjes voorzien. Zij vliegen zeer snel en maken door hun snelle vleugelslag (30-50 slagen per sec.) een gonzend geluid. Men kent reeds ca 500 soorten en 70 geslachten, maar weinig weet men van de bijzondere levenswijzen daarvan. De grootte wisselt nogal. Enkele komen in omvang met een kleine zwaluw overeen, andere zijn nauwelijks groter dan een hommel. Hun kleine, napvormige nestjes zijn zeer kunstig van mos en vezels gebouwd en op dunne takken vastgemaakt. Het wijfje legt daarin 2 betrekkelijk grote, witte eitjes, waarop zij 2 weken broedt.De kleinste kolibrie is de Dwergkolibrie (Trochilus minimus), die 5,4 cm lang is, waarvan de staart 1/6 deel uitmaakt, en 1,3 g weegt.

De Gewone kolibrie (Trochilus colubris) komt ’s zomers voor in Canada. Bij de Adelaarssnavel (Eutoxeres aquila) is de snavel naar beneden gebogen. Van de soorten, w'aarvan de mannetjes bijzonder mooie kleuren vertonen, noemen wij: de Blauwstaartkolibrie (Lesbia cyanura), de Muskuskolibrie (Chrysolampis Moschitus), de Sapphokolibrie (Lesbia sparganura) en vooral de Prachtkolibrie (Lophornis magnificus). Minder door vederpracht dan door de kuif valt de Helmkolibrie (Oxypogon lindeni) op en de Degenkolibrie (Docimastes ensifer) door zijn lange snavel.

< >