Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOLCHOZ

betekenis & definitie

collectief (landbouw-) bedrijf, vorm van productie-coöperatie, waarin, als men de sovchozen, die niet meer dan ca 10 pct van de cultuurgrond beslaan, uitzondert, practisch de gehele landbouw in de Sovjet-Unie georganiseerd is. De in enkele opzichten aan de mir herinnerende organisatie der kolchozen komt op het volgende neer: de kolchoz, waarin de inwoners van een of meer dorpen verenigd zijn, krijgt van de staat het eeuwig gebruiksrecht van de grond, die met werktuigen, vee, gebouwen enz. het bezit wordt van de kolchoz, met uitzondering van de huizen en moestuinen der afzonderlijke leden.

Dezen mogen ook enig vee bezitten, waarvan de hoeveelheid varieert met de streek en de aard van het bedrijf.

De opbrengst van het collectieve bedrijf wordt als volgt verdeeld: een door de overheid vastgesteld percentage wordt volgens door haar vastgestelde prijzen aan haar verkocht. De rest kan op de vrije markt verkocht worden en/of onder de leden verdeeld, die hun deel, evenals de opbrengst van hun particulier stukje grond, eveneens op de vrije markt kunnen verkopen. Na aftrek van belastingen, investeringen, reserves, sociale lasten enz. wordt de jaarlijkse opbrengst van de kolchoz onder de leden in geld en goederen verdeeld in overeenstemming met de door hen voor de kolchoz verrichte arbeid, uitgedrukt in zgn. „arbeidsdagen”. Het bestuur der kolchoz wordt periodiek door de leden gekozen, wat veelal op een benoeming door de overheid neerkomt. Landbouwmachines met bedieningspersoneel worden aan de kolchozen verhuurd door de machine-tractoren-stations (MTS) van de staat.

GESCHIEDENIS

De eerste gevallen van collectivisatie deden zich in 1918 voor op door de boeren onteigende landgoederen. Deze beweging had niet veel betekenis; tot 1928 waren er slechts enkele duizenden kolchozen. Het was de industrialisatie, die de staat voor de noodzakelijkheid stelde middelen te vinden om enerzijds op grote schaal arbeidskrachten aan het platteland te onttrekken, anderzijds voor voldoende landbouwproducten te zorgen zonder daar voorshands genoeg landbouwmachines en verbruiksgoederen tegenover te kunnen stellen. De kolchoz maakte beide dingen mogelijk: doordat hij, evenals de mir, de controle van de staat over de boeren vereenvoudigde, en aan iedere machtsvorming van zelfstandige boeren een eind maakte. Het eerste vijfjarenplan (1928-’32) bracht een massale, min of meer gedwongen collectivisatie. De crisis waarmee deze reusachtige agrarische revolutie gepaard ging kan men slechts met die van 1917-’21 vergelijken. De veestapel slonk tot minder dan de helft, misoogst leidde in de Oekraïne en de Koeban in 1933 tot acuut voedselgebrek. Bij het uitbreken van Wereldoorlog II was het particulier landbouwbedrijf in de U.S.S.R. practisch verdwenen. Begin 1950 had de SovjetUnie ca 250 000 kolchozen. Om de landbouwproductie te vergroten en de staatscontrole over de landbouw efficiënter te maken voert de regering sinds 1950 een campagne om, door samenvoeging van kolchozen, het aantal er van tot 50 à 80 000 te verminderen.

Na de inlijving van de Baltische landen, de Westelijke Oekraïne, West-Witrusland, Bessarabië en de Boekowina werd ook daar tot collectivisatie overgegaan. In de volksdemocratische republieken van Oost- en Centraal-Europa is een ontwikkeling in die richting gaande. Een van de geschilpunten, die tot de breuk van Tito met de Kominform leidden, was de aarzeling der Joegoslavische communisten om het vormen van kolchozen als programmapunt bekend te maken.

Lit.: V. Stcherbagne, La politique agraire du gouvernement soviétique (Paris 1934); L. E. Hubbard, The Economics of Soviet Agriculture (London 1939); Gr. Bienstock, S. M. Schwarz & A. Yugoy, Management in Russian Industry and Agriculture (Ithaca & New York 1948).

< >