is een Duits epos (van 5200 versregels) uit de vroeg-hoofse tijd der Middeleeuwen; vermoedelijk is het omstreeks 1160 aan het hof der Beierse hertogen in Regensburg ontstaan. Het verhaalt, hoe koning Rother zich de dochter van keizer Constantijn in Constantinopel met list als vrouw verwerft en hoe deze dan door een als koopman verkleed speelman weer naar haar vader teruggevoerd wordt, waarna Rother haar met geweld terugwint.
Het is dus een vroege avonturenroman; waarschijnlijk de dichterlijke omvorming van de bruidswerving van Roger II van Sicilië, die een Byzantijnse prinses tot vrouw had, tegen wier vader hij in 1143 en 1149 krijgstochten ondernomen heeft (volgens F. Panzer, Italische Hormannen in deutscher Heldensage 1925). De stijl van de Rother is veel eenvoudiger dan die van het Nibelungenlied en dergelijke „hoofse” epen. Het epos heeft een voorliefde voor herhaling van motieven en voor komische elementen; mede op grond van de rol van de speelman rekent men het werk tot de „speelmanspoëzie” (evenals de Orendel en de Salman und Morolf). Of werkelijk een speelman dit vroege ridderepos heeft gedicht is zeer twijfelachtig; eerder zal men met het oog op de geestelijke elementen er in aan een geestelijke met goede kennis van het ridderleven te denken hebben. De ontvoering van de prinses door de speelman is onder de invloed van de Salman und Morolf ontstaan.Uitgaven: door K. von Bahder (Halle 1884), door J. de Vries (Heidelberg 1922) en door Th. Fringsen J. Kuhnt (Bonn 1922).