Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KIERVEL

betekenis & definitie

(Anthriscus L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Schermbloemigen (Umbelliferen), gekenmerkt door 2-meervoudig gevinde bladeren, samengestelde schermen zonder omwindsel, maar met 3-meerbladige, vaak gewimperde, soms naar één zijde gekeerde omwindseltjes, witte bloemen met een onontwikkelde kelkzoom en omgekeerd eivormige kroonbladen met een omgebogen topje, ten slotte door gladde vruchtjes met een korte geribde snavel. Van de 13 bekende soorten zijn voor Nederland van belang: A. silvestris Hoffm., de gewone wilde kervel, ook fluitekruid geheten, met veelstralige schermen; A. vulgaris Pers. (syn. [i]A.

Scandix[/i] Asch. of scandicina Mansf.), de fijne kervel, met weinig stralen in de schermen, naar één zijde gerichte omwindseltjes en borstelige vruchtjes, vooral in de duinstreken algemeen; en A. cerefolium Hoffm., de anijsachtig riekende, om de bladen veel gekweekte, soms verwilderde tuinkervel. De eveneens om de bladen gekweekte en soms verwilderd te vinden Roomse kervel (Myrrhis odorata Scop.) werd om de geribde ongesnavelde vruchtjes tot een afzonderlijk geslacht gebracht, en wat men dolle kervel noemt, is een soort van Chaerophyllum. Joseph KERVYN DE LETTENHOVE

(Constantin Marie Bruno) baron, Belgisch geschiedvorser en -schrijver (St Michiels-Brugge 17 Aug. 1817 - Brussel 2 April 1891), was sinds 1861 Katholiek lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van 2 Juli 1870 - 7 Dec. 1871 minister van Binnenlandse Zaken. Hij behoorde tot de conservatieve vleugel van de R.K. Partij. Zijn beleid wekte hevig verzet bij de oppositie, zodat de toestand zeer gespannen werd en de koning, om Kervyn uit te schakelen als minister, het ontslag van het hele Kabinet-d’Anéthan eiste. Hij heeft vooral naam gemaakt door zijn geschiedwerken: de zeer goede, maar thans grotendeels verouderde, Histoire de Flandre (6 dln, 1847-1850) en Les Huguenots et les Gueux (6 dln, 1882-1885), dat wegens de sterk Katholieke strekking hevige critiek heeft uitgelokt. Beide berusten op uitgebreid archiefonderzoek en zijn met hartstocht, zo niet met objectiviteit, geschreven. In de romantische Historie de Flandre blijkt de invloed die Kervyn tijdens zijn studie in de rechten te Parijs (hij promoveerde reeds in 1836) van Augustin Thierry heeft ondergaan. Het werk getuigt van eigenaardige ethnische opvattingen, die door de latere Vlaamse historische romantiek zijn overgenomen (o.a. De Kerels van Vlaanderen van Conscience, 1870). Ook door vele bronnenpublicaties betreffende de geschiedenis der late Middeleeuwen en der 16de eeuw heeft Kervyn zich verdiensten verworven.

O.m. gaf hij uit: Œuvres de Georges Chastellain (8 dln, 1863-1866 en Chroniques de Froissart (26 dln, 1867-1877), waarvan het eerste nog niet, het tweede slechts gedeeltelijk is vervangen.

Bibl. (beh. reeds genoemde werken) : Jacques d’Artevelde (1863); Marie Stuart (2 dln, 1889). Verdere uitg.: Mémoires de Jean de Dadizeele (1853); Lettres et négociations de Philippe de Commynes (3 dln, 1867-1874); Chroniques relat. à l’hist. de la Belgique sous la domination des ducs de Bourgogne (3 dln, 1870-1876); Codex Dunensis (1875); Récits d’un bourgeois de Valenciennes (1877) ; Istore et Croniques de Flandres (2 dln, 1879-1880) ; Poésies de Gilles li Muisit (1882); Relations politiques des PaysBas et de l’Angleterre sous le règne de Philippe II (dln I-X, 18821891); Documents inédits relat. à l’hist. du XVIe siècle (1883).

Lit.: H. van Hout te, Le baron Joseph K. de L. (in: Comm. Roy. d’Hist., Livre jubilaire, 1934, blz. 169-180).

< >