of Schermbloemigen, plantenfamilie uit de orde der Umbelliflorae met ca 2600 soorten in de gematigde streken, vnl. van het noordelijk halfrond, 1-jarige of overblijvende kruiden met een penwortel of rhizoom, een holle stengel, verspreide, meest herhaald gedeelde en van een grote bladschede voorziene bladen en, meest in enkelvoudige of samengestelde schermen, al of niet voorzien van een omwindsel resp. omwindseltjes, kleine, meest regelmatige en 2-slachtige, 5-tallige haplostemone bloemen met een rudimentaire kelk, aan de top vaak ingebogen kroonbladen en een onderstandig 2-hokkig vruchtbeginsel met 2 stijlen op een zgn. stijlkussen, rijpend tot een splitvrucht. De 2 aan een middenzuiltje (carpophoor) hangende deelvruchtjes vertonen 5 hoofdribben en daartussen soms nog 4 nevenribben, voorts meest schizogene oliegangen (vittae) in de vruchtwand onder de groeven tussen de hoofdribben en aan de binnenzijde.
Oliegangen vindt men ook in wortel en stengel. De familie laat zich op verschillende wijzen onderverdelen. Vele soorten zijn nuttig als moeskruid, artsenijgewas of specerijplant, maar vele zijn ook giftig.
