ontstaan uit kerkmis, betekent oorspronkelijk: de mis die jaarlijks bij het gedenkfeest van de kerkwijding werd opgedragen. Vervolgens ging de naam over op dit gedenkfeest en ten slotte op de jaarmarkt, die ter gelegenheid daarvan werd gehouden (vgl.
Leipziger Messe).Het is niet onmogelijk dat vele middeleeuwse kermissen in de plaats zijn gekomen van oudere, Germaanse oogstfeesten. Hoewel de kermissen veel van de luister en uitbundigheid hebben verloren, waarmee ze vroeger, en vooral vóór de Reformatie, werden gevierd, zijn ze in vele dorpen, in mindere mate ook in steden, in Nederland en België nog altijd het belangrijkste feest van het jaar, ondanks de pogingen van puriteinse predikanten in de 17de eeuw om ze uit te roeien. Vooral de boerenkermissen zijn meermalen het onderwerp geweest van uitvoerige gedichten als de Boerekermis (1708) van Lucas Rotgans en de Beemster kermis (1774) van Jan Bartelink. De hierin beschreven kermisvermaken als het ganstrekken en het katknuppelen zijn thans verdwenen. Daarentegen vormen de koek- en wafelkramen nog altijd een onafscheidelijk bestanddeel van de kermis.
Lit.: G. D. J. Schotel-H. C. Rogge, Het maatschappelijk leven onzer vaderen in de zeventiende eeuw (Leiden 1905), hfdst. 16; G. A. Wumkes, Kermissen (Baarn 1910).