(Lat.: casula = huisje), oudtijds ook wel planeta genoemd, is het opperkleed, dat bij het celebreren van de mis door bisschop en priester gedragen wordt. Volgens de thans geldende voorschriften moet het van zijde of halfzijde vervaardigd zijn, overeenstemmen met de voorgeschreven liturgische kleur en vóór het gebruik gezegend worden.
In de loop der tijden onderging de vorm een radicale verandering. Van de klokvorm, herinnerend aan de klassieke paenula der Romeinen, kreeg het, om de armen meer vrijheid van beweging te geven, aan de beide zijden steeds dieper insnijdingen, zodat het voor- en achterstuk smaller werden en op een scapulier begonnen te lijken. Niet alleen het gemak, maar ook de zuinigheid speelde hierbij een rol. Deze verkleining, waarbij het kazuifel dikwijls het model van een peer of viool kreeg, bereikte haar hoogtepunt in de 18de eeuw. Verschillende gebruiken in de mis vinden evenwel hun oorsprong in de oude klokvorm en zijn alleen daardoor te verklaren. Tegenwoordig raakt de verkleinde vorm steeds meer in onbruik en worden de misgewaden veel ruimer met overslagen over de schouders, waarbij tevens gestreefd wordt naar meer soepelheid. Men spreekt nu van een „Gothische vorm”, van Borromeus- en Bernarduskazuifels.Lit.: J. Braun, Die liturgische Gewandung (Freiburg i. Br. 1907); Idem, Handbuch der Paramentik (ibid. 1926); Idem, Praktische Paramentenkunde (ibid. 21924).