Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Karl vom und zum stein

betekenis & definitie

(Heinrich Friedrich) Karl, Freiherr, Pruisisch staatsman en Duits patriot (Nassau, a. d. Lahn, 26 Oct. 1757 - kasteel Kappenberg, Westfalen, 29 Juni 1831), trad, na in de rechten te hebben gestudeerd, in 1780 in de Pruisische ambtenarenstand en was o.a. sedert 1784 opperbestuurder der mijnen in Westfalen.

In zijn denkbeelden stond hij sterk onder invloed van Turgot’s physiocratisme en Burke’s antirationalistische leer van het historische recht. Een reis naar Engeland van 1786-1787 heeft mede in hem het idee wakker geroepen of versterkt, dat het „verlicht despotisme” aangevuld diende te worden door medezeggenschap van de historische stenden. In 1803 verloor Stein zijn „reichsunmittelbar” gebied door de „Reichsdeputationshauptschluss”, wat aanleiding gaf tot een principieel protest zijnerzijds bij de nieuwe souverein, de hertog van Nassau. Van 1804 - Jan. 1807 was Stein Pruisisch minister van Handel en Nijverheid, als hoedanig hij vrijhandel voor het binnenland invoerde. Na Jena werd hij door Frederik Willem III smadelijk weggejaagd, omdat hij de afschaffing van het onverantwoordelijke „kabinet des konings” voorgesteld had. Na Tilsit, op aandringen van Napoleon als eerste minister met precedentloze machtsbevoegdheid hersteld (Juli 1807), hief hij de „Erbuntertänigkeit” der boeren op (Oct.), stelde hij een soort zelfbestuur voor de steden (Nov. 1808), een moderner administratie en een moderner ministerie in. Nog verder gingen zijn plannen: hervorming van het bestuur der landgemeenten, oprichting van „Kreistage”, provinciale landdagen en Rijksstenden. Hij kreeg echter niet de gelegenheid, deze te verwezenlijken. Toen in 1808 Spanje tegen de Fransen in opstand was gekomen en Oostenrijk de oorlog tegen Napoleon voorbereidde, meende hij door oorlog Pruisen van de drukkende verplichtingen te kunnen bevrijden, welke Frankrijk het had opgelegd. Een brief, waarin hij dat voornemen onthulde, viel in handen van de Franse politie en Stein werd ontslagen (24 Nov. 1808) en verbannen.Hij vluchtte naar Oostenrijk en daarna naar Rusland, waar hij in het voorjaar van 1813 tsaar Alexander I er toe overhaalde, de oorlog als een „bevrijdingsoorlog” naar Duitsland over te brengen. Te Koningsbergen riep hij de Pruisische stenden tot de nationale oorlog op, maar Frederik Willem III dacht er niet aan, Stein weer in zijn ministerie op te nemen en Metternich wist hem schaakmat te zetten bij zijn streven als voorzitter van de bestuursraad der bevrijde gebieden, om de Rijnbondvorsten hun souvereiniteit te ontnemen en een Duitse eenheid te scheppen. Hij trok zich sedert 1816 in het ambteloos leven terug en gaf in 1819 de stoot tot de oprichting van de „Gesellschaft für ältere deutsche Geschichtskunde”, die weldra de Monumenta Germaniae historica uitgaf.

Uitgaven: van zijn geschriften door Botzenhart onder de titel: Freiherr vom S., Briefwechsel, Denkschriften und Aufzeichnungen (5 dln, 1931-1934); Bloemlezingen: St. Staatsschriften und politische Briefe (door F. Thieme, 1921); St. Staatsgedanken (door Botzenhart, 1924); St. Briefe und Schriften (door K. Pa gel, 1927). G. H. Pertz, Das Leben des Ministers Freiherrn vom Stein (6 dln, 1849-1854, met uitg. v. brieven en geschr.).

Lit.: Seeley, Life and Times of S. (4 dln, 1879); M. Lehmann, Frh. vom S. (3 dln, 1902-’05); Lesage, Napoléon I, créancier de la Prusse i8o7-’i4 (1924); R. Huck, Frh. vom S. (1925); G. Ritter, S., eine politische Biographie (2 dln, 1931); F. Schnabel, S. (1931); V. Löber, S., Staatsmann und Christ (1933); H. Fried, Das Geschichtsbild des Frh. v. Stein (diss. Marburg 1944).

< >