Vlaams musicus (Antwerpen 1901) is een der vele jongere Vlaamse componisten, die zochten naar het nieuwere geluid der expressionistische denkwijze. Hij schreef liederen, klaviermuziek (o.m. een Serenade voor hobo en klavier, een trio, een quatuor; drie symphonieën; een ballet (Humoresken) en meer ander vocaal en instrumentaal werk (Mijnramp; Het Land-, Beestenspel-suite; het luisterspel „Mijnramp” o.a.).
Bijzonder heeft men hem eertijds in het openbaar kunnen beoordelen in toneelmuziek waarmee hij o.m. illustreerde Mareike van Nymwegen, Advent (Strindberg); De Nacht (Unger); Thijl (A. v. d. Velde); Lucifer (Vondel); Mariaboodschap (Claudel). Reeds in deze toneelmuziek wist hij, met te waarderen synthese, artistieke directheid te laten opgaan, samen met woord en mimiek. Albert is, misschien méér dan vele van zijn tijdgenoten, dialectisch, d.i. méér thematisch-bouwkundig aangelegd. Toch stond hij, met zijn proeven nieuwe toonladders, onmiddellijk in de lijn der nieuwe sonoriteitswaarden. In zijn laatste werken (symphonieën) schijnt hij het experiment te hebben overwonnen en terug te keren tot eenvoudiger zetting en meer uitgesproken en gebonden melodiek.