(sinds 1845 Freiherr), beroemd Duits scheikundige (Darmstadt 12 Mei 1803 -München i8Apr. 1873), werd in 1824 hoogleraar in de chemie te Giessen, waar hij het eerste onderwijslaboratorium in Duitsland stichtte, waarheen leerlingen uit alle oorden der wereld kwamen. In 1852 werd hij hoogleraar te München, waar hij tot zijn dood toe werkzaam bleef.
Liebig behoort tot de grootste scheikundigen en heeft een overwegende invloed op de ontwikkeling der chemie en op die van het chemisch onderwijs uitgeoefend. Op haast elk gebied der chemie heeft hij fundamentele onderzoekingen verricht; op organisch-chemisch gebied zijn te noemen de onderzoekingen over het knalzuur en het begrip der isomerie; die over het benzoyl-radicaal (met Wöhler), de ontwikkeling der organische elementair-analyse; zijn studiën over de eiwitstoffen enz. Ook is hij de grondlegger der landbouwchemie en bemestingsleer.Bibl.: Annalen der Chemie und Pharmacie (die hij sedert 1832 met Geiger begon en sedert 1851 met Wöhler en Kopp uitgaf); Handwörterbuch der Chemie (9 dln, 1837-1864; begonnen in 1836 met Poggendorff); Die organische Chemie in ihrer Anwendung auf Agrikultur und Physiologie (1840; 9de dr., 1876); Die Tierchemie oder organische Chemie in ihrer Anwendung auf Physiologie und Pathologie (1842; 3de dr., 1846); Chemische Briefe (6de dr., 1878); Theorie und Praxis in der Landwirtschaft (1856).
Lit.: R. Blunck, J. v. L., Die Lebensgesch. eines Chemikers (Berlin 1938, 3de dr. 1944); L. Meyer, 100 Jahre Agrikulturchemie: J. v. L. und das Problem der Aufrechterhaltung der Bodenfruchtbarkeit (1941, Nova acta Leopoldina, N.F. X, 65); Th. Heuss, J. v. L. (1942).