Frans politicus (Roquecourbes, dep. Tam,6 Sept. 1835 - Pons, Charente-Inf., 25 Mei 1921), werd voor priester opgeleid, maar verliet het grootseminarium te Albi vóór de wijding ontvangen te hebben, ging vervolgens medicijnen studeren en vestigde zich in 1867 als arts te Parijs.
Wendde zich daarna tot de politiek en werd in 1875 burgemeester van Pons. In 1885 tot lid van de Senaat gekozen, werd hij in het kabinet-Bourgeois van Nov. 1895-Apr. 1896 minister van Onderwijs en Schone Kunsten. Onder Waldeck-Rousseau, het kabinet, dat na de Dreyfus-affaire het als zijn taak beschouwde de strijd tegen de Kerk en het kerkelijk onderwijs aan te vangen, werd hij door de Senaat tot voorzitter van de commissie van rapporteurs benoemd over het wetsontwerp op het recht van vereniging, waardoor hij de aangewezen persoon werd, om deze wet door te voeren. Daardoor gelukte het hem betrekkelijk vlug, 7 Juni 1902, na het aftreden van Waldeck-Rousseau, een ministerie te vormen, dat op de verenigde radicale partijen, met inbegrip der socialisten, steunde (het bloc) en waarin hij de portefeuille van Binnenlandse Zaken en Eredienst nam.
Met grote scherpte begon hij de tijdens Waldeck-Rousseau aangenomen „Wet op de Verenigingen” uit te voeren. Kloosterscholen van niet-erkende congregaties — erkenning werd meestal geweigerd — en nieuwe scholen van vroeger erkende congregaties werden opgeheven. Bij de wet van 5 Juli 1904 werd vrijwel het gehele kerkelijke onderwijs verboden. Bloedige botsingen met katholieken en dienstweigering van adellijke officieren waren het gevolg.
Gespannen werd de toestand vooral, toen de nieuwe paus Pius X het aftreden van twee „modernistische” Franse bisschoppen, Geay (van Laval) en Le Nordez (van Dijon) eiste. Combes hief toen het gezantschap bij het Vaticaan op en bereidde de Scheidingswet tussen Kerk en Staat voor, die onder het volgend ministerie-Rouvier tot stand kwam. Behalve door de strijd tegen het kerkelijk onderwijs was het ministerie-Combes belangrijk door het tot stand komen van enige gewichtige sociale wetten en door de „zuivering” van het officierscorps van rechtse elementen. In Jan. 1905 viel het ministerie over deze laatste aangelegenheid.
Minister Delcassé had onderwijl de toenaderingspolitiek tot Engeland aangevangen (z Entente). Tijdens Wereldoorlog I was Combes minister zonder portefeuille in een ministerie-Briand 1915-1916. DR J. S. BARTSTRA
Bibl.: Une campagne laïque (1904); Une deuxième campagne laïque (1905).
Lit.: A. Debidour, L’Eglise catholique et l’Etat (2 dln, 1906); E. Lecannet, L’Eglise de France et la Troisième République (2 dln, 1907-1910); Idem, Les signes avant-coureurs de la Séparation; la vie de l’Eglise sous Léon XIII (2 dln, 1930).