Belgisch-Nederlandse toneelspeelster (Brussel - St Jans-Molenbeek 4 Sept. 1872), debuteerde op vijfjarige leeftijd te Gent in liefhebberskringen. Toen Julius Hoste Sr en zijn strijdgenoten in de Belgische hoofdstad het Nederlands toneel in ere herstelden, vertolkte zij te Brussel haar eerste vrouwenrol in het populaire werk De Martelares en trad van 1885 af vast op in de intussen te Brussel opgerichte Koninklijke Vlaamse Schouwburg.
In 1891 werd zij aangeworven in Nederland en vestigde zich aldaar waar haar temperamentvolle vertolkingen in het romantische repertoire groot succes verwierven, o.a. in de uitbeeldingen van figuren als Marguerite Gauthier en Fedora van Victorien Sardou, en verder in Charlotte Corday, Marie-Antoinette, Silvia Silombra (A. W. G. van Riemsdijk) evenals in verschillende Heyermansstukken en in L’Aiglon (Het Arendsjong) van E. Rostand.
Van 1891 tot 1903 trad zij op in het „Grand Théâtre” te Amsterdam onder directie van de gebr. Van Lier, vervolgens in andere Nederlandse Schouwburgen. Van 1946 af was zij weer verbonden aan het Amsterdams-Rotterdams Toneelgezelschap. In 1949 nam zij afscheid van het toneel.j. BOON
Lit.: H. Coopman, Het Vlaamsch tooneel (1927).
