Frans diplomaat, broer van Pierre Paul (Parijs 5 Apr. 1845-Vevey 19 Sept. 1935), was van 1891-1897 gouverneur-generaal van Algerië, van 1897-1901 ambassadeur te Washington, daarna van 1901-1907 te Madrid. Als zodanig voerde hij onderhandelingen over de verdeling van Marokko in een Franse en een Spaanse invloedssfeer.
Deze slaagden echter pas na de totstandkoming van de Frans-Engelse Entente en leidden 6 Oct. 1904 tot een overeenkomst, waarbij Spanje zich aansloot bij de Frans-Engelse Marokko-Egypte - overeenkomst van 8 Apr. van hetzelfde jaar. In 1907 werd Cambon ambassadeur te Berlijn, waar hij 8 Febr. 1909 met de Duitse staatssecretaris von Kiderlen Wachter eveneens een overeenkomst over Marokko tot stand bracht. Beide contractanten zouden gezamenlijke economische ondernemingen van hun landgenoten in Marokko bevorderen. Deze overeenkomst had echter weinig succes, zodat na het Agadir-incident (1 Juli 1911) een Frans-Duitse Marokko-Congo overeenkomst getekend werd (4 Nov. 1911), ook weer door Cambon en von Kiderlen Wächter.
Na het uitbreken van Wereldoorlog I was Cambon achtereenvolgens secretaris-generaal aan het ministerie van Buitenlandse Zaken (1915), adviseur bij de Frans-Amerikaanse onderhandelingen van 1917, en voor Elzas Lotharingse aangelegenheden (1918). Cambon presideerde de Gezantenconferentie over de Herstelkwestie te Spa van 1920. Hij schreef: Le gouvernement général de l’Algérie 1891-1897 (1918); Le diplomate (1925) ; Diplomatie d’hier et d’aujourd’hui (1930-Lit.: Y. Guyot, L’œuvre de J. C. en Algérie (Paris 1897); G. Tabouis, J.
C. par l’un des siens (Paris 1938).