Frans dichter (Montevideo 16 Aug. 1860 - Parijs 20 Aug. 1887), werd secretaris van baron Ephrussi en was van 1881-1886 Frans voorlezer bij de Duitse keizerin Augusta. In Duitsland bestudeerde hij nader de stelsels van Schopenhauer en Hartmann, welke studie hem versterkte in zijn eigen pessimistische levensbeschouwing.
Deze visie, beïnvloed ook door de levensomstandigheden — hij was arm en stierf jong aan de tering — uitte hij in de korte gedichten van Les Complaintes (1885), waarvan de charme ligt in de vrije, vaak originele vorm, maar ook in de ironie waarmede hij zijn eigen fatalistische theorie bespot. Deze zelfspot doet sterk denken aan Heine, met wiens werk hij in Duitsland had kennis gemaakt. Door deze bundel is Laforgue de voorloper geworden van de latere symbolisten. De invloed van zijn verzen — de beste vindt men in Les derniers (1890) — is vooral groot geweest op de jonge generatie na 1918. Zijn moderne, ironische bewerking van figuren als Hamlet, Lohengrin in Moralités légendaires (1887) is overschat.Bibl.: Œuvres complètes (1922-1930,6 van de 8 dln verschenen) ; Chroniques parisiennes (1920); Berlin (1922); Lettres à un ami, 1880-1886 (1941); Stéphane Vassiliew (1946).
Lit.: F. Ruchon, J. L. Sa vie, son œuvre, diss. Genève (1924); J. Gusinier, J. L. (Paris 1925) ; C. Melaye, Dernières complaintes (1935); R. de Souza, Un Cinquantenaire, J. L., l’homme et l’œuvre, in: Merc. de Fr. CCLXXIX (1937).