Spaans lyrisch dichter (Almendralejo, prov. Badajoz, 25 Mrt 1808 - Madrid 23 Mei 1842), studeerde te Madrid en sloot zich reeds op zijn 14de jaar aan bij een geheim genootschap, Los Numantinos genaamd, om welke reden hij geïnterneerd werd in een klooster te Guadalajara, waar hij een onvoltooid epos begon te schrijven, El Pelayo (1824), in octavas reales.
Te Madrid teruggekeerd werd hij waarschijnlijk bij nieuwe samenzweringen betrokken. Hij nam de wijk naar Gibraltar, daarna naar Lissabon. Hier leerde hij Teresa Mancha kennen, een 15-jarige officiers-dochter, op wie hij hartstochtelijk verliefd werd. Tegen het einde van 1827 moest hij naar Londen vluchten en vond hij Teresa terug, gehuwd.In 1829 schaakte hij haar en nam haar via Nederland mede naar Parijs. Hij nam daar deel aan de Julirevolutie van 1830. Na vergeefs getracht te hebben een opstand in Navarra te ontketenen, keerde hij naar Parijs terug, om eerst in 1833 te repatriëren. Hij werd officier, maar zag zich weldra verbannen naar Cuéllar (in de provincie Segovia). Hij schreef daar een historische roman, Sancho Saldaña o El Castellano de Cuéllar (1834), een zwakke navolging in het genre van Walter Scott. Weer te Madrid, stortte hij zich in de journalistiek en ontpopte zich als een republikein. In 1840 publiceerde hij een deel Poesias liricas, dat verschillende van zijn beste lyrische verzen bevat: Serenata (1828), A la noche, A ma estrella, A Jarifa en una orgía, Al verdugo, Al mendigo, Al reo de muerte, El himno al Sol en A la Patria (1829). In 1841 verschenen de eerste afleveringen van het onvoltooide El Diablo Mundo, waarvan de tweede zang de prachtige Canto a Teresa vormt, de beste liefdeselegie van de gehele Spaanse literatuur. El Diablo Mundo bedoelde een symbool te zijn van de mensheid, met al haar strijd, verlangens en ontgoochelingen. Daarbij stond de auteur Goethe’s Faust voor de geest en L’Ingénu van Voltaire. Maar van het groots opgezette plan kwam niet veel terecht. De Introducción is echter een meesterwerk van romantische poëzie. Tot secretaris aan de Spaanse Legatie te ’s-Gravenhage benoemd in 1841, keerde Espronceda weldra terug naar Madrid, en stierf kort daarop 34 jaar oud.
Espronceda doet in vele opzichten aan Byron denken, die hij vaak bewust heeft nagevolgd: de beroemde Canción del Pirata brengt The Corsair van de Engelse dichter in herinnering. Als dramaturg is hij niet geslaagd. Maar als lyrisch dichter neemt hij een zeer belangrijke plaats in de Spaanse letterkunde in. Aanvankelijk leerling van Lista en Meléndez, is hij de grote, representatieve dichter van de Spaanse romantiek geworden. We vermelden ten slotte een van zijn meest populaire dichtwerken, El Estudiante de Salamanca, de legende van een jonge losbol, die na een liederlijk leven in een visioen zijn eigen begrafenis ziet.
PROF. DR C. F. A. VAN DAM
Bibl.: beste moderne uitg. door J. Moreno Villa, in 2 dln (Madrid 1923, in de reeks „Clasicos Castellanos”, t. 47 en 50, m. inl.).
Lit.: J. Cascales y Muñoz, D. J. de E.: su época, su vida y sus obras (Madrid 1914); N. Alonso Gortés, E. ilustraciones bibliograficas y criticas (Valladolid 1942).