Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

John stuart van BUTE

betekenis & definitie

3de graaf (Edinburgh 25 Mei 1713 - 10 Mrt 1792), was de zoon van een Schots edelman en nam eerst in het geheel geen bijzondere plaats in, totdat hij toevallig in aanraking kwam (op een jachtpartij) met Frederik, de prins van Wales (1747). Hij viel blijkbaar zeer in de smaak van deze en werd door hem aan zijn hof opgenomen en benoemd tot kamerheer.

In 1751 overleed de prins, maar bij zijn weduwe bleef hij zo mogelijk in nog hoger aanzien, zodat zelfs allerlei (geheel ongegronde) geruchten omtrent een al te intieme verstandhouding de ronde deden. Hij werd vooral belast met de opvoeding van de jonge prins en toen deze in 1760 als George III koning werd, werd Bute zijn intiemste raadsman en genoot jarenlang groot vertrouwen. De koning wilde hem vooral gebruiken om de hem ondraaglijke heerschappij der Whigs, die reeds jarenlang oppermachtig waren, te breken en de koning weer een werkelijke regeermacht te geven. Bute is daarin op handige wijze geslaagd; hij vermeed alle principiële strijd, waardoor de Whigs slechts te hoop gejaagd zouden zijn, maar bereikte zijn doel door de leden van het kabinet tegen elkaar uit te spelen en door allerlei intrigues.

In 1761 reeds werd hij secretaris van staat en nog in hetzelfde jaar nam het kabinet-Pitt (z Pitt, William, de Oude) zijn ontslag. Nu leidde hij drie jaar de regering, maar bewerkte slechts, dat Engeland op een veel ongunstiger ogenblik dan Pitt gewild had de oorlog aan Spanje verklaarde en het volgende jaar vrede sloot met Frankrijk (1763); de Whigpartij werd tot in haar minstbetekenende aanhangers en hun trawanten ernstig vervolgd. Bute zelf was zeer gehaat als Schot en gewantrouwd als gunsteling des konings, zodat hij zelfs aan aanvallen van de volksmenigte blootstond. Hij liet zich in 1763 vervangen door Grenville, maar deze eiste alle macht over de koning voor zich op en verdrong hem ook aan het hof.

Na 1765 was hij van alle invloed beroofd en kon hij zich nog slechts op zijn landgoed of op reis in de omgang met vele vrienden verheugen en zich boosaardig uitlaten over de ondank van de vorsten. Alleen in de strijd over de belastingen, aan de koloniën in Noord-Amerika op te leggen, heeft hij zich nog in 1766 heftig tegen de regering uitgelaten.Lit.: J. A. Lovat Fraser, John Stuart, earl of Bute (1912); E. Stuart Wortley, A prime minister and his son; A. v.

Ruville, William Pitt (Chatham) und Graf Bute (Berlin 1895); Letters from George III to Lord Bute, ed. R. R. Sedgwick (1939).

< >