Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 20-02-2022

Johartn joseph fux

betekenis & definitie

Oostenrijks componist en muziektheoreticus (Hirtenfeld 1660-Wenen 13 Febr. 1741), was werkzaam als organist, hofcomponist en kapelmeester te Wenen, componeerde talrijke kerkelijke werken, o.m. 50 missen, 3 requiems, 57 vespers, voorts 10 oratoria, 18 opera’s, 29 partita’s, 7 orkestsuites, 38 triosonates, doch zijn grootste betekenis ligt in een klein theoretisch geschrift Gradus ad Parnassum: een als dialoog gestelde leergang voor het contrapunt, in het Latijn verschenen in 1725, daarna in vele talen vertaald en herdrukt tot in de 20ste eeuw. De Fünf Gattungen, met behulp waarvan Fux zijn leerling langs kleine treden de Parnassus van de contrapuntische techniek helpt bestijgen, kan men in vrijwel alle contrapuntleerboeken sindsdien min of meer gevarieerd terugvinden.

Pas in de laatste decennia begint zich een essentieel nieuwe paedagogie baan te breken. Het is kenmerkend voor Fux’ reactionnaire instelling, dat hij zijn leerboek uitsluitend baseert op de kerktonen met negatie van het in zijn tijd reeds een eeuw bestaande tonale dualisme van de grote- en kleine-terts-toongeslachten, waarin zijn tijdgenoot J. S. Bach zijn grote contrapuntische meesterwerken schiep.Lit.: G. Schnabel, J. J. Fux, der österr. Palestrina (1895).

< >