Deens schrijver (Kopenhagen 18 Nov. 1743 -17 Mrt 1781), studeerde theologie. Na een avontuurlijke jeugd wijdde hij zich aan de poëzie.
Hij was de eerste Deense schrijver, die alleen van zijn pen wilde leven. Hij bestudeerde de klassieke en de Franse literatuur, vooral Corneille. Onder invloed van Klopstock verdiepte hij zich in Shakespeare en Ossian, hij werd meegesleept door de lectuur van Rousseau en de Oudnoorse literatuur, zodat hij voor verschillende werken zijn stof aan de Scandinavische oudheid ontleende, al heeft zijn stijl nog het pathos van de Franse klassieken. Ewald, een man met een onstuimig temperament, leidde een zeer ongeregeld leven en moest door het schrijven van allerlei gelegenheidsgedichten in zijn onderhoud voorzien. In Rungsted bracht hij enige gelukkige, rustige jaren door, waarvan hij getuigt in zijn gedicht Rungsteds Lyksaligheder. Toen zijn familie zich tegen zijn huwelijksplannen verzette, omdat hij geen eigen inkomsten had, moest hij bittere jaren doormaken, die een religieuze crisis veroorzaakten. Ewald is een vernieuwer van de Deense literatuur, doordat hij zijn hoge roeping als dichter gevoelde en voor het eerst onderwerpen aan de Scandinavische oudheid ontleent. Hij is een taalvernieuwer, die de stijve 18de-eeuwse taal nieuw leven inblaast. Hij is de enige Sturm-und-Drangfiguur in de Deense literatuur. Zelfs in zijn drama’s ziet men een ondergrond van persoonlijke ondervindingen. Een autobiografie geeft op licht ironische wijze een aantal bekentenissen en bespiegelingen over zijn leven.Bibl.: Adam og Eva (1769); Rolf Krage (1770); Balders Död (1773); Fiskerne (1778); Levned og Meninger (uitgeg. 1804-1808); Samlede Vzerker (1850 en 1914).
Lit.: Hans Brix, Joh. E. (1913).