Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

Johann aibert FABRICIUS

betekenis & definitie

Duits filoloog en bibliograaf (Leipzig ii Nov. 1668 - 30 Apr. 1736), studeerde in zijn vaderstad en vestigde zich in 1693 te Hamburg, waar hij in 1699 Vincent Placcius opvolgde als docent in de rhetorica en de ethica aan het gymnasium, het Johanneum, waarvan hij van 1708 tot 1711 rector was. Hij bezat een verwonderlijke belezenheid en eruditie, en een van de rijkste en waardevolste bibliotheken uit die tijd (32 000 handschriften en werken), watzijnontzagweldiende bibliografische werkzaamheid mogelijk maakte.

Hij bezorgde tekstuitgaven, maar is thans bijzonder bekend om zijn bio-bibliografisch werk dat een compendium vormt van de klassieke literatuurwetenschap in die dagen.Bibl.: o.m.: Bibliotheca Latina (Hamburg 1697, latere uitg. in 1703; 17*2; 3 dln, 1721-22; 2 dln, 1728; de uitgave van 17731774 in 3 dln werd bezorgd door J. A. Ernesti, herdr. Florence 1858); de thans nog veel gebruikte Bibliotheca Graeca (14 dln, Hamburg I705~’28, latere uitg. in 12 dln door Gottlieb Chr. Harles bezorgd, 1790-1809); Bibliotheca Ecclesiastica (Hamburg 1718); voorts het eerste wetenschappelijk opgezet bibliografisch repertorium van de Latijnse letterkunde in de middeleeuwen: Bibliotheca Latina mediae et infimae aetatis (6 dln, Hamburg 1734—*746, in 1754 door G. D.

Mansi vervolgd in 6 dln, herdr. Florence 1858-59). Zijn Codex Apocryphus (1703) wordt thans nog gebruikt.

Lit.: Hermann Samuel Reimar, De vita et scriptis J. A. Fabricii (Hamburg 1737); Friedrich L. Hoffmann, Hamb. Bibliophilen, Bibliographen u. Literaturhistoriker...

J. A. F. in Serapeum XIV (1853), blz. 289-294; 305-318; 323-329; 337-343*

< >