(Joseph Marie), Frans generaal (Mouilleron-en-Pareds, Vendée, 2 Febr. 1890), genoot zijn officiersopleiding aan de Militaire Academie van Saint-Cyr. Bij het begin van Wereldoorlog I was hij luitenant, aan het eind er van (hij werd viermaal gewond) majoor.
In Noord-Afrika nam hij deel aan de Rifcampagne en vervolgde daarna zijn studiën aan de Hogere Krijgsschool te Parijs, die hij in 1935 met de rang van kolonel verliet.In Juni 1940, bij de inval van de Duitsers, voerde hij als generaal het bevel over de Franse 14de infanterie-divisie aan de Aisne. Na de wapenstilstand begaf hij zich naar onbezet Frankrijk en werd in Sept. 1941 door de Regering te Vichy naar Tunis gezonden doch later in 1942 weer teruggeroepen toen bleek, dat hij plannen beraamde om zich tegen de Asmogendheden in Tunis te verzetten. De Vichy-regering benoemde hem toen tot bevelhebber van de militaire afdeling Montpellier, doch bij het binnenrukken op 11 Nov. 1942 van de Duitse troepen in het onbezette gebied keerde hij zich tegen de Duitsers. Gevangengenomen, werd hij tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Na negen maanden ontsnapte hij uit het Huis van Bewaring te Riom en wist Engeland te bereiken en daarna Algiers, alwaar hij zich ter beschikking stelde van generaal De Gaulle, die hem het bevel gaf over de Franse troepen in Noord-Afrika. Als bevelhebber over het nieuw gevormde Franse 1ste Leger bezette hij met de vrije Franse troepen het eiland Elba en landde in Aug. 1944 op de zuidkust van Frankrijk. Hij leidde zijn leger door de Rhône-Saône-vallei via Belfort door de Elzas en over de Rijn Zuid-Duitsland binnen en drong tot in Oostenrijk door. Op 9 Mei 1945 heeft hij te Berlijn als vertegenwoordiger van Frankrijk mede het officieel protocol van de algemene Duitse capitulatie ondertekend. Na het einde van Wereldoorlog II trad generaal De Lattre de Tassigny op als chef van de Franse Generale Staf en tevens als inspecteur-generaal der Landmacht. Hij was bestemd om het bevel te voeren over de gezamenlijke landstrijdkrachten van de landen, deel uitmakende van de Westelijke Unie, doch werd eind 1950 door de Franse regering als Hoge Commissaris naar Indo-China gezonden om de leiding in handen te nemen van de zware strijd welke de Fransen aldaar hadden te voeren tegen de opstandelingen.
GEN.-MAJ. D. A. VAN HILTEN.