eig. Jakob Levy Eberscht, operettecomponist van Duits-Joodse afstamming (Keulen 20 Juni 1819 - Parijs 4 Oct. 1880), studeerde aan het conservatorium te Parijs, was werkzaam als cellist in de Opéra-Comique; in 1847 werd hij directeur van de Comédie Française, in 1855 opende hij een eigen schouwburg, „Les Bouffes Parisiens”, waar hij met kluchtige opera’s veel successen boekte.
In 1872 werd hij ondernemer van het Théâtre de la Gaîté, doch hij verlegde enkele jaren later het terrein van zijn werkzaamheid naar Amerika, met slechts matig succes. Te Parijs teruggekeerd wijdde hij zich aan een ernstiger opgave, Les Contes d’Hoffmann, een comische opera, die de wereld zou veroveren. Zelf voltooide hij een dag voor zijn dood het pianouittreksel, de orkestratie is van E. Guiraud.Van zijn ca honderd operettes zijn vooral bekend geworden Orphée aux Enfers (1858), La Belle Hélène (1864), La Vie Parisienne (1866), La Grande- Duchesse de Gérolstein (1867), Madame Favart (1878) en La Fille du Tambour-major (1879).
Lit.: J. Offenbach, Notes d’un musicien en voyage (1877); A. Henseler, J. O. (1929) ; Brindejont-Offenbach, Offenbach, mon grand-père (1940).